Concertgebouw [Lalo Ballet-suite Namouna, Saint-Saëns Violoncelconcert nr 1 (solist Thomas Canivez), Brahms Symfonie nr 1 o.l.v. Evert Cornelis]
Wanneer Lalo's Namoïna [moet zijn: Namouna] was gecomponeerd naar de Musset's gelijknamig eposje, dan had men in het programmaboekje deze pikante bijzonderheid wel niet achterwege gelaten; nu moet men weer raden en gissen; men kan toch niet op de hoogte zijn van al de balletten, welke jaar in jaar uit komen en gaan te Parijs! Een andere Namouna dan van Musset is me echter onbekend, maar Lalo's muziek toont met de weelderige historie van den dichter zoo weinig overeenkomst, dat ik toch tot geen identiteit durf besluiten.
De ballet-suite is repertoire-stuk van vele Fransche orkesten en verdient dit alleen reeds om den weerklank der meest effectvolle Marseillaise-rhythmen en heroïeke bravoerpassages uit werken van Delibes, Bizet en Saint-Saëns, vermengd met de eigen Spaansche originaliteit van den componist. De serenade (No. 2) vooral draagt dat specifiek langoureuse karakter, ondanks het krinkelend fladderen der matte melodiek. Men ontmoet het ook in de fluitsolo, gespeeld door den heer Willeke, uit 't overgangsgedeelte van den slotsatz, een doezelig gekweel, dat men gaarne beluistert. De finale loopt in hupsche parade-beweging, straf geaccentueerd, populair in Frankrijk na Berlioz' Rackockzi-marsch. Slechts een fougueuze uitvoering kan zulke composities tot een succes brengen. Voor 't overige geloof ik, dat wij, Hollanders, tegenover zulke klanken, die men muzikale rhetorica zou kunnen noemen, te nuchter staan; géén ten minste liet zich er gisteravond door warm maken.
Als solist trad gisteravond onder veel bijval op de heer Thomas Canivez, violoncellist van ons Concertgebouw-orkest. Niet voor 't eerst. Wij herinneren ons nog den tweeden Kerstdag van 't vorig jaar: toen het cello-concert van Lalo, dezen keer dat van Saint-Saëns in a-klein, herhaalde malen gespeeld door zijn collega Gerard Hekking. Het moge reeds moeilijk zijn een aangeboren individualiteit ongeschonden te behouden als orkestlid, dit wordt nog verzwaard wanneer men dag aan dag een fel-persoonlijk kunstenaar naast zich voelt als Hekking, die bovendien het werk reeds zoo dikwijls gaf. Een eigen visie op de muziek merkten wij niet bij Canivez; allereerst viel onze aandacht op zijne radde techniek; het geluid van zijn instrument klinkt meluw en mollig, moge het straks oplaaien tot grooter hartstochtelijkheid. Canivez heeft zich in de waardeering van ons Concertgebouw-publiek al een voorname plaats weten te verwerven en hij mocht zich ook gisteravond in niet weinig succes verheugen.
Evert Cornelis leidde deze uitvoering, welke besloot met Brahms' eerste Symphonie.