Concertgebouw [Chr. Krah Allegro appassionato o.l.v. Cornelis Dopper - nieuwe opstelling van het orkest]
Het kan zijn goed doen eenige woorden van bespreking te wijden aan de uitvoering van gisteravond, al hoorde men geen solist en al bracht zij geen noviteit. Men geeft den heer Cornelis Dopper al zoolang steenen voor brood: een half gevulde zaal en een schraal applausje! Hij is geen zon, dat weten wij wel, maar wij, de hoorders, zijn toch ook geen Memnonszuilen, die alleen bij zonnestralen aan 't zingen raken! En 't lijkt wel, alsof men zich systematisch verzet tegen het enthousiasme bij elk concert gedirigeerd door Cornelis Dopper. Niettemin bezit hij voortreffelijke hoedanigheden, van welke de persoonlijke reserve en de abnegatie van het virtuozen-ik bij orkestleiders zoo zeldzaam zijn. Doch al was dat niet, de heer Dopper scheen mij dikwijls een aparte voorliefde te hebben voor de Fransche kunst, een bij Hollandsche musici ongewone smaak, welken men gaarne met kracht zou propageeren.
Wij waren eigenlijk gegaan om Chr. J. Krah's Allegro Appassionato te hooren, een werk, dat, na de eerste uitvoering, niet meer op het programma terug kwam. Bij 't luisteren neme men in aanmerking, dat de componist 20 jaar was, toen hij dezen Sonate-Satz, zoo kan men 't stuk noemen, schreef. Er is veel jeugd in, maar iemand dood-zwijgen is een ongezonde gewoonte, waar een criticus allereerst zich voor hoeden moet. Men klaagt, dat onze muziek geweerd wordt in Duitschland; dit is echter geenszins onbegrijpelijk, wanneer men nagaat, hoe men haar hier weert; en altijd om eenerlei reden: gemis aan oorspronkelijkheid. Is Svendsen oorspronkelijk, of Arthur Bird? (van wie allen werk gespeeld werd). Men treft in het Allegro van Krah reminiscenties aan den typischen sequens uit Walthers Preislied; die vindt men ook in het Andante van Max Regers Serenade. Ik voor mij begreep nooit waarom men den invloed der Fransche school vergoelijkt en de toonkunstenaars blijft schelden om de inwerking der Duitsche kunst. Levert Krah of Jan Ingenhoven soms minder goed werk dan Casella en Scriabine, voor wie men onlangs zich waarlijk warm maakte? Schrijven Diepenbrock of Landré minder mooie liederen dan Vriesländer of Oscar Posa b.v., die allerwegen gepousseerd worden? Men hoeft nog geenszins te dwepen met onze muziek om in te zien, dat hier vergelijkenderwijze vooral, onduldbare toestanden bestaan. En zoo voortgaande, zal men in der eeuwigheid niet geraken tot een bloei.
Een derde vermeldenswaardige bijzonderheid geldt de thans definitieve verplaatsing van het orkest: de celli schoven vooruit en zitten nu met de alten op één lijn; dan volgen de fagotten in 't midden en hierachter rijen zich de houtblazers, hoorns en trompetten in een wijden halfcirkel. Doch het voornaamste verschil met de vroegere groepeering ligt daarin, dat de zes contrabassen nu links staan van den hoorder, het slagwerk rechts, achter de zware blazers, wier ordening ook veranderde: naast de pauken, de bastuba en de overige bazuinen naar rang volgens hun klank-volumen; de harpen staan voortaan achter de contrabassen op den linkschen uithoek. Wie deze ongebruikelijke variatie wel verzon? Het lijkt ons een verbetering. Het geluid der houtblazers wordt nu geschraagd door de bassen; de strijkinstrumenten, gong, groote trom, bekkens, klok en triangel vooral, zijn waar zij thuis hooren: bij het koper; zij schaden den lichten klank niet meer van het hout; de harpen wonnen aan plastiek, door hunne verwijdering van de violen; ook de koorgroepen van koper, hout en strijkers, zijn in veel juisteren stand, enz. Bij moderne werken in de eerste plaats, is de meer compacte geluiden-intensiteit en de fijnere klankversmelting (koper en slagwerk b.v.) duidelijk merkbaar.