A-cappella muziek
Het kan niemand verwonderen na de propaganda, die een vijftiental jaren geleden door Frans Erens en Diepenbrock voornamelijk in De Nieuwe Gids, gemaakt werd voor de middeleeuwsche Hymnologie, dat de belangstelling voor dit deeltje van het Alschoone eindelijk oversloeg op musici die er zich niet enkel als litterator, gelijk Diepenbrock, doch ook als componist voor interesseerden. A. Averkamp is een der eersten dezer laatkomers, met zijn bewerking voor achtstemmig koor van een gedicht van Thomas à Kempis, zijn jongste opus, dat gisteren in de Ronde Luthersche kerk de eerste uitvoering beleefde door het ensemble van Willem Hespe. De uitvoering van ‘Crescendo’ moet hier echter bijzaak blijven naast de compositie.
Welk toeval speelde Averkamp dezen subliemen tekst is handen? Hij is ontleend aan de 20e Cantica Spiritualia van den artistieken asceet uit Windesheim en vormt er den tweeden zang, die den mystieken titel draagt: ‘Over de hemelsche vreugden en de negen koren der engelen’. Een aanmerking ga echter onze waardeering vooruit: Waarom coupeerde de auteur den opzet van het gedicht, de derde, vierde en laatste strofe? (Er zijn er 6, dus ruim de helft verdween). Niet alleen met betrekking tot den titel, doch ook als tekstgeheel is de poëzie nu uit haar verband gerukt. Dit lijkt ons ook hierom bedenkelijk, daar deze strofen in waarde de andere minstens gelijk staan; vervolgens had de ruimere omvang allicht de gedrongenheid der muzikale conceptie, wat nu wel even stoort naast het massale klankvolumen, gemakkelijk verholpen. Wat een prachtige climax ware er zoo o.a. te bereiken geweest naar: O quam praeclara regio, een gang die nu ontbreekt.
Doch hoe het zij, Averkamp beheerscht de kunst van den a-cappellazang en dit geeft het Canticum zonder twijfel een groote waarde. Want waar muzikale verscheidenheid ontbreekt in de tonen, daar bereikt hij ze door tallooze stemschakeeringen, door afwisseling van koor en dubbelkoor, door boeiende polyphonie en alles wat verder behoort bij de techniek welke hij uitnemend verstaat. Soms té uitnemend. Ware wellicht een homophone illustratie, met het oog op 't forsch-beweeglijke, vreugdige rhythme niet doeltreffender geweest? Onzes inziens ging ook een al te groot deel van de volle, rijkluidende rijmen verloren in de combinaties der stemklanken. Maar nogmaals: deze bedenkingen laten de waardevolle hoedanigheden ongerept en wij hopen het spoedig weer te hooren op een goede uitvoering, b.v. van het Amsterdamsch a-cappella-koor.