Residentie-orkest [o.l.v. Willem Gerke]
Het eerste der twee aangekondigde concerten van het Haagsche orkest, onder leiding, niet van mr. Viotta, maar van den heer Willem Gerke, had hedenavond voor een welgevulde zaal plaats in het Concertgebouw. De heer Gerke is een Amsterdamsch toonkunstenaar, vroeger 1ste violist in het Concertgebouw-orkest en dien wij later een paar maal hebben bijgewoond als dirigent van het studentenmuziekgezelschap Sweelinck, als opvolger van wijlen den heer Gotfried Mann.
In die functie heeft hij zich o.m. verdienstelijk gemaakt door de uitvoering van Beethoven's volledige Prometheus-muziek, ter begeleiding van de handeling op het tooneel. Ook is ons van het studentenmuziekgezelschap, onder zijn directie, bijgebleven een uitvoering van Beethoven's 1ste symphonie; een uitvoering inderdaad zóó geacheveerd, dat zij een goeden dunk moest geven van Gerke's talent om een orkest (nog wel voornamelijk van dilettanten) te ‘scholen’. Sinds 1909 dirigeert hij ook het Utrechtsch studentenconcert.
Het programma hedenavond werd ingezet met Brahms' tweede symphonie. Brahms schijnt mij inderdaad wel een maatstaf aan te bieden ter beoordeeling van iemands dirigeervermogen. De effecten liggen er bij zijne muziek zoo weinig bovenop, dat zij al zeer moeilijk de aandacht lang spant, tenzij de uitvoering wat bij Brahms op 's harten grond ligt, naar boven woele en naar buiten doe spreken en de hoogtepunten sterk ‘belicht’ worden, door ze in zorgvuldig overwogen stijgingen voortebereiden.
De indruk, dien de heer Gerke op ons heeft gemaakt, is dat hij van een meer lyrische, dan heroische natuur is. Zijn gebaar mist althans nog het autoritaire, het scherp geaccentueerd rhytmische, dat het karakter vooral van het eerste deel eener symphonie, in zijn overheerschende dramatiek, voor de omlijning der contrasten vraagt.
De uitvoering won trouwens aan pittigheid en kleur en het zangerig adagio en vooral het zonnig sprankelende allegretto, kwamen heel goed tot hun recht - gelijk ook in het finale een kracht ontwikkeld werd, die past aan dit laatste deel der symphonie, welke als de apotheose van het toondicht golden kan. Dat het den heer Gerke niet aan temperament ontbreekt bewees trouwens zijn vertolking van Lohengrins Vorspiel.
Mevrouw de Haan-Manifarges, die door ongesteldheid verhinderd was, werd als de soliste van den avond vervangen door mej. Benjaminse. Wij leerden in haar eene mezzo sopraan kennen, van krachtig en nobel geluid, dat gemakkelijk aanspreekt Wij hoorden haar in den recitativische compositie, op een gedicht van Hamerling, door Anton Averkamp voor zang en orkest gezet. Na de pauze zong zij liederen van Wolf en Humperdinck. Het programma bevatte voorts de legende van Svendsen, Zorahayda en Liszts Préludes.
Zangeres en dirigent mochten zich verheugen in een dankbaar gehoor en warm succes.