George Enesco
De violisten beheerschen het tegenwoordig concertwezen, de een ging nog niet weg of de ander kwam. De criticus begint naar adem te snakken en hij kan toch niet altijd schrijven van mooien toon, virtuozen-techniek en goede voordracht? Hoe zelden treft men onder de vioolkunstenaars een persoonlijkheid, indrukwekkend door levensdiepte. Ziehier nu Georges Enesco. Hij is Roemeniër van geboorte en daardoor al voorbestemd tot virtuoos. Hij is van het geslacht der Paganini's, der fascineerende gevoelsmenschen. In de eerste plaats is hij Romantisch kunstenaar, wij bedoelen de bruisende, schelle Romantiek van een Berlioz en Delacroix. Alles bij Enesco is hartstocht; schijnbaar speelt hij koud en kalm weg, maar de hoorder raakt er door bezeten. Voelt hij er ook zijn hart door verrijkt?
Eilaas, ik geloof van neen. Eu nu de gloei van den brand is verschemerd en niet meer op zal flakkeren, nu de zwoelte van gevoel is verkild, neemt men 't hem dubbel kwalijk, dat hij Händel's bekende sonate in a groot, zóó razend vlug speelde, dat hij ons met allerlei trucjes bij den derden pastorale-satz in zoo'n heeten waan bracht, dat men de muziek vergat, dat hij Bachs B-klein sonate voor viool solo, gaf in zigeuner-stijl. Het Moto Perpetuo van Paganini kan men zelfs nauwlijks meer waardeeren bij een man, die op zoo ontzaglijke wijze de techniek beheerscht. Het ongeluk dezer virtuositeit is, dat men altijd naar méér verlangt; vóór de pauze uitte Enesco zich zóó ongelooflijk-geniaal in Sarasate's Zigeunerweisen, dat onze bewondering dáár bleef stilstaan op een punt, waarover hij ons heel den verderen avond niet meer heen heeft kunnen helpen. Zijn zangtoon is als 't ware opdringerig-warm en gevoelvol, zijn vlugge tempi zijn alle overdreven-snel (wat een moeite had Louis Schnitzler, hem in Leclairs Tambourin bij te houden!) Ja, Enesco verstaat de kunst van 't effect even goed als de kunst van 't spelen.
Wij hebben Enesco, die in zijn jeugd reeds naam maakte als componeerend wonderkind tegelijk leeren kennen als de auteur eener vioolsonate (opus 6) uit zijn jongen tijd. Waarom speelde Enesco piano en mevrouw Goldbeck-Bles viool? Wij hadden den componist liever gehoord als solist, vooral omdat mevr. Goldbeck-Bles, hoewel zeer bekwaam, geen breeden streek heeft en slechts zwakken klank ontwikkelt. Maar Enesco had gelegenheid zich ook een voortreffelijk pianist te toonen. Wat het werk zelf aangaat: het bevat schoone passages naast allerlei baroks. Het heeft een folkloristisch tintje; het is niet diep doordacht; ook mist men er het wijde, spontane gevoel, dat men van den violist Enesco niet zou verwacht hebben.