Jacoba Craamer
Een ons onbekende componiste, mej. Jacoba Craamer, gaf gisteravond met een viertal ons evenzoo onbekende medewerkers, een concert in de kleine zaal van het Concertgebouw. Het programma bestond uitsluitend uit werken van eerstgenoemde. Het begon met een trio voor piano, viool en violoncel, door de componiste en de heeren H. Leydensdorff, viool, en Louis Boer, cel, een werk van weinig of geen persoonlijkheid, in den stijl van de sonates van Diabelli en die in sommige harmonieën (o.a. in het trio van het scherzo) deed denken aan de ‘Kalif van Bagdad’. Neen, een triocomponiste of polyphoniste toonde mej. Craamer zich stellig niet.
De melodieën vloeien haar gemakkelijk uit de pen, ze zijn zeer ‘zingbaar’, maar hebben geen eigen stempel. In haar trio deelt zij de melodie beurtelings toe aan een der drie instrumenten, terwijl dan de twee andere begeleiden. Gelukkig is de muziek zonder pretentie; mej. Craamer zoekt heelemaal niet zich anders voor te doen, dan zij is en dit leidt er toe, dat men haar volgt, wel zonder dat zij ontroering wekt, maar toch met sympathie.
De heer Leydensdorff is een verdienstelijk jong violist en de heer Boer een dito jong cellist. Van den eerste hoorden wij later nog een idylle en een tarantelle, met pianobegeleiding. De tarantelle is een levendig, opgewekt stukje. Van den heer Boer een cantilene en een gavotte; de gavotte weer met een aardige en pittige melodie ingezet.
Mej. Craamer deed zich voorts kennen als liederencomponiste en in deze hoedanigheid is zij mij het best bevallen, zeker, ook hier draagt haar werk geen stuk uitgesproken eigenkarakter, maar haar vloeiende melodieën spreken aan en al is de klavierpartij niet zeer zelfstandig behandeld, er is toch tekening in en de stemming der gedichten is dikwerf gelukkig getroffen zonder gezochte detailleering of handtastbare illustraties. Er waren Duitsche en Hollandsche teksten.
Inderdaad, met de liederen heeft mej. Craamer haar publiek zeer weten te boeien. Terecht. Zij werden voorgedragen, de eerste vijf door mej. Io Kortmaan, die zich verheugt in het bezit van een malsche altstem, welke in de hoogte meerdere vorming behoeft; de tweede vijf door mej. J. Brandsma, wier sopraanstem ook van mooie qualiteit is, maar aan hetzelfde euvel lijdt, van in de hoogte zeer onvrij te klinken. Er waren veel bloemen en het heeft componiste en medewerkers niet aan succes ontbroken.