Concertgebouw [Emanuel Moor Konzertstück voor piano en orkest (solist Maurice Dumesnil) - werken van Beethoven en Strauss o.l.v. Willem Mengelberg]
Ik behoef niemand te vertellen dat Maurice Dumesnil een jong Fransch pianist is en als lid fungeerde der jury bij het vorige concours van het Parijsche conservatorium, ‘niettegenstaande zijn jeugd’, zooals men niet moe wordt te vermelden in strooibiljetten en programma-boekjes, de laaste e twee weken, dat deze vriend van Emanuel meer bezig is eene vermaardheid te worden in Holland. Tot nu toe gaf hij zich bescheidenlijk slechts als kamermusicus. Pas gisteren hoorden wij hem voor het eerst in grooten stijl; het eerste klavierconcert van Liszt (in Es groot). Ligt het nu aan de instrumentale entourage, aan de effectvolle. muziek, aan de dirigent, aan een persoonlijke stemming of aan den speler, dat Maurice Dumesnil ons een kraniger pianist leek, warmbloediger kunstenaar, dan bij zijn eerste voordrachten, waarna bijna allen zijn spel ten slotte karakteriseerden als conservatorium- of jury-lid-stijl? Wij kregen dezen indruk toen ook, doch wijzigen hem gaarne, daar wij gelooven, dat er in Dumesnil, meer artistiek temperament schuilt, dan in den beginne scheen. Tot enthousiaste waardeering kon hij ons echter nog niet brengen. Hij begrijpt het werk, maar doorvoelt het niet; stemmingen uit hij als tempo- of klank-schakeering, niet als wisseling van sentiment; wij hooren niet de muziek, maar de noten; Dumesnil mist het ik, hij gaat niet verder dan de automatische volmaaktheid, welke imponeert, verbaast, doch niet bezielt. Hij is half kunstenaar, half virtuoos; aan beiden ontbreekt iets.
Het Konzertstück van Moor, voor piano en orkest, is geen onsympathieke noviteit. Een aangenaam clair-obscur vergemakkelijkt het hooren; de componist paart orchestrale zwaarlijvigheid op heel handige wijze aan Fransche subtiliteiten, aan gracieuse beweginkjes van vroolijken zang. Het wordt wat afgezaagd een hedendaagsch componist harmonisch-interessant te noemen (zijn ze het niet allen?)! de term heeft ongeveer uitgediend, dus daar kan men niet over praten; de thema's? Ziet ge, hier treft dezelfde verwantschap met voorgangers, als van F.W. Rust en Beethoven, die Vincent d'Indy onlangs aan den dag bracht, maar in omgekeerden zang. Dáár Beethoven de sterkste - hier maar de mindere. Dit Konzertstück zou men wel tienmaal zonder verdriet kunnen hooren, als men zich niet telkens afvroeg: waarom dit, waarom dat? Er zijn componisten, die onlogisch lijken omdat zij gecompliceerd schrijven, andere ontbreekt logica door te veel oppervlakkigheid. Dit werk van Moor is niet pretentieus en geenszins ingewikkeld, het getuigt van buitengewone beheersching van het technisch element; de klavierpartij is zeer dankbaar en gaf Dumesnil, wien het werk is opgedragen, aanleiding tot zeer knappe praestaties. Wat een gezonde, heldere, volle toon in hoe piano en forte, wat een subliem geacheveerd passage-spel, wat een stevig-eleganten aanslag! Dumesnil werd niet zonder reden vriendelijk gehuldigd en herhaaldelijk teruggeroepen. Gold dit na Moors werk ook niet den componist, die in de loge de uitvoering bijwoonde? Hoe het zij, de pianist vatte het enthousiasme op als uitnoodiging tot een toegift en er volgde nog eene muziek van Chopin.
Wij willen deze bespreking sluiten met een dankbare herdenking van Willem Mengelberg en zijn orkest, terwille van Beethovens eerste symphonie en Richard Strauss' ‘Tod und Verklärung’. Eene eigenaardige combinatie, maar het menschelijk gemoed is nu eenmaal een phonograaf die alles opneemt wat men het voorspeelt.