Wagnervereeniging - Die Walküre
Het gaat met de Walküre, als met alle legenden en sprookjes: zij boeit zoolang men er in leeft; wijkt die betoovering, dan ziet men 't gebeurde anders en veelal in karikatuur. Zoo is het met mij, nu ik de beelden van dit heldendrama in herinnering terugroep, zij lijken Chineesche schimmen en hebben als deze hun bekoorlijken en hun potsierlijken kant. Het laatste is de droesem van een schuimend enthousiasme onder het luisteren. Ik hoor nóg Wotans magnifieke stem, maar daarnaast zie ik hem allerlei gebaren maken, welke den Germaanschen oppergod weinig passen; de Walkürenritt-muziek ruischt mij weer de ooren in, doch tegelijk zie ik de goddelijke boodschapsters de speer zwaaien op een wijze, die de vendelaar van elk Brabantsch gilde haar verbeteren zal. Doch ieder raadplege zijn eigen kinematograaf, ik zou zoo niet gaarne doorgaan, want daarvoor verdient het werk van den directeur der Wagner-vereeniging te hooge waardeering.
De eene impressie verdringt echter de andere. Arno Holz dichtte al jaren geleden in zijn ‘Buch der Zeit’ (1886) over Richard Wagner, tegen wien men pas bewonderend ging opkijken:
‘Das urigste Poetastergenie,
Das unser Jahrhundert geboren,
Schon beim Anhören seiner Hotthüpoesie
Verlängeren sich unsere Ohren.’
Het staat vast, dat deze meening hoe langer hoe meer veld wint. Maar ook nergens ontkomt men aan de werking der geniale muziek. Zulke tegenstellingen vond men den geheelen avond. Gaf de heer Heinrich Knote (de heer Hessel, die op het programma stond, was vervangen) niet een idealen Siegmund, zoolang hij speelde in het schemerige duister van Hundings woning? Zijn spel verloor even aan plastiek, toen hij optrad in het zonlicht van 't wilde rotsgebergte; toen onweerswolken de lucht verduisterden won hij weer; zijn stem is prachtig, zijn mimiek kon expressiever zijn. Ludolf Bodmers Hunding was decoratief en imposant: een machtige figuur; doch als hij zong, leek hij weinig de held, door het forsche, bazige motief geteekend, omdat hij in zijn optreden te flegmatiek deed. Van de acht Walküren konden zeker niet allen solistisch tegen het orkest opzingen, doch zij vormden een zeldzaam ensemble, vol klankschoonheid, levendig en spontaan. Anton van Rooij gaf het noodige relief aan de lange samenspraak van Wotan en Brünnhilde uit het tweede bedrijf en de slotscène van het derde, met zijn heerlijk stemgeluid en wondersterke dictie. Den twist met Fricka, een der zwakke plaatsen uit het werk, kon zelfs hij ons niet aannemelijk maken.
Zoo had ook mevrouw Leffler Burckhard als Brünnhilde vele oogenblikken van hooge schoonheid naast passages, waarin wij haar minder bewonderden. Dit geldt voornamelijk het gebarenspel en naar aanleiding hiervan wil ik de vraag stellen of de tijd nog niet gekomen is, dat men den vertolkers van het muziekdrama strengere eischen zal stellen. Want voor zoover hun spel niet onder den invloed staat der oude opera, gaat het bij de meesten volgens een onveranderlijk cliché. Zij missen dan niet alleen het rhythme der beweging, ook de schoonheid van vorm en vooral de verscheidenheid ontbreekt hun.
Ondanks dit ging van de uitvoering toch in alle hoogtepunten een machtige indruk uit.
Het eerste bedrijf concentreert de aandacht op het liefdeslied en het winnen van Nothung; het tweede culmineert, na den treffenden dialoog van Siegmund en de Walküre, bij de vernietiging van den Wälsung; het derde na de geweldige ensembles bij Wotan's Feuerzauber. De regisseur, de heer Valdek uit Darmstadt, heeft geen gering deel aan het welslagen.
De orkestruimte van den Stadsschouwburg heeft - als bekend - haar bezwaren. Soms hinderde de sterke gele glans, welke er uit opsteeg, soms ook leek de samenklank verbrokkeld, in verband hiermee, dat de instrumenten in hun langwerpigen rechthoek te ver uit elkaar zitten. Dit doet niets af aan de praestatie van het voortreffelijk orkest. En er heerschte in ieder geval groote intimiteit tusschen muziek en actie. Hulde hiervoor aan het talent van den heer Viotta.