Bram Eldering - Hedwig Meyer
Wij waardeeren de muzikale ascese en eene zelfbeheersching als die van Bram Eldering is immer bewonderenswaardig. Maar wanneer niet een groot gevoel de muziek doortrilt, hoe licht zal de gedachte dwalen, de stemming vervagen? Brahms koos zijn ideeën zorgvuldig, maar zijn melodie ontbreekt veelal het karakter, juister uitgedrukt: de karakteriseering van een gevoel. Hij geeft ze als muzikale gedachte zonder meer. Het genieten van Brahms is zuiver muzikaal genieten, als van een fuga van Bach. Misschien is de vergelijking te ver gedreven. Analogie is er. Brahms' harmoniek daarbij is zeer individueel. Zijn thematischen arbeid mag men een voortzetting noemen van dien van Beethoven. Hier treft dezelfde consequentie, dezelfde logica - maar het tonaliteitsverband is bij den romanticus veel zwakker doorgevoerd en dit verzwaart wederom het begrijpen.
Speelt men deze werken in den zoogenaamden ‘stijl’, wat blijft er dan over?
Maar wien het kunstenaars-zintuig niet ontbreekt voelt respect voor Brahms' kunst en om dezelfde reden eerbiedigt men het spel van Bram Eldering. Het spreekt niet licht tot het hart, want hij versmaadt den toon der virtuozen, het zigeuner-effect, de passie. Hij negeert den artistieken klank. Het spel, de vertolking in den letterlijken zin, stelt hij boven alles. Hierin bereikte hij echter het volmaakte en men vindt geen passage, welke men beter zou willen, afgeronder, soepeler, muzikaler in technischen zin.
Mevrouw Hedwig Meyer vertegenwoordigde het gracieuse element zonder den hoogen ernst van haar partner te schaden. Men ziet hier ongeveer dezelfde combinatie als bij Flesch-Röntgen, minder opvallend echter, daar Röntgen zich jeugdiger, bruischender geeft dan mevrouw Hedwig Meyer, wat de schijnbare contradictie nog verscherpt en soms ook voelbaar is in het samenspel.
De kunstenaars speelden de drie vioolsonates van Brahms naar chronologische volgorde. De derde (opus 108 d klein), de meest gecompliceerde, vond, wonderlijk genoeg, dan meesten bijval.