Lohengrin
De onder directie van den heer Maal hedenavond in den Paleisschouwburg gegeven voorstelling van Lohengrin was in menig opzicht te loven. Hoewel men met een verschuiving der vertolkers te rekenen had, wegens ongesteldheid van Walter Soomer uit Bayreuth, als Telramund, voor wien Willy Lüppertz uit Leipzig, oorspronkelijk voor de Heerruferpartij bestemd, inviel, terwijl hijzelf werd vervangen door Hermann Kant uit Dresden, heeft dit aan de opvoering niet merkbaar geschaad. In Hermann Kant mocht men zelfs een artiest begroeten met wel ietwat nasaal, maar mild en welig bariton-geluid en die zijn partij ook door zijn mooi zingen, wist te releveeren. Het is zelfs de vraag, of Willy Lüppertz als Heerrufer evenzeer zou hebben voldaan, vermits zijn markant geluid en zeggingskracht zich zoo goed voor de rol van Telramund leenden. Dr. Braun uit Wiesbaden gaf een krachtig voorgestelden en voorgedragen König Heinrich, vooral te roemen in de epiek zijner partij en de tenor Löltgen uit Düsseldorf toonde zich een Lohengrin, wien het wel nu en den aan fijnheid van stembehandeling ontbrak en ook aan wijding in de opvatting, maar die toch over het geheel genomen heeft voldaan. Lilly Hartgren Waag uit Bayreuth heeft ons een interessante Elsa te hooren en te zien gegeven, niet in de zwak-teere opvatting, die ten onrechte wel eens aan de figuur wordt gegeven en de vrouwelijke energie, die zij later te ontwikkelen heeft, onverklaarbaar maakt. Haar dramatiek was wellicht niet altoos vrij van het theatrale, maar de opvatting, ook der andere hoofdpersonen, was eenigszins in dien stijl; het is te verdedigen in een romantische opera. Frau von Szekrenyessey, als Ortrud, zong haar partij met veel uitdrukking, maar de stem mist de vereischte kleur voor de partij en er ontbreekt diepte aan. Men verlangt hier een donkere stem, liefst met een alt-timbre, ook om het contrast tegenover de stem van Elsa.
Het orkest kweet zich verdienstelijk en zeker boven onze verwachting van zijn taak; het werd door den heer Schouten met rustige zekerheid geleid. Het koor was het beste in de 1ste acte, het is te schraal bezet, vooral in de 1ste tenor-partij en het had in de 2de acte al heel weinig geluk.
Dat is trouwens het schier onoverwinnelijk bezwaar van dergelijke gelegenheidsuitvoeringen. De menschen mogen alles zoo zorgvuldig mogelijk hebben ingestudeerd, de studie kan eerst na herhaalde uitvoeringen voor het publiek, voldoende bezinken, zoodat ze zich in de ensembles vrij kunnen bewegen. Ook bij de solisten, al zijn ze ieder voor zich nog zoo berekend voor hun taak, wreekt zich de omstandigheid, dat zij vreemd tegenover elkaar staan, op een hun vreemd tooneel, voor een vreemd orkest! Het kwintet in de eerste acte leed daar dan ook onder; in de tweede acte had men maar liefst heel wat geschrapt.
De uitvoering genoot, voor zoover zij bij de afzending van dit telegram gevorderd was, bij het publiek een warme ontvangst.