Concertgebouw [Beethoven Vioolconcert (solist Jacques Thibaud) en Brahms Symfonie nr 2 o.l.v. Willem Mengelberg]
In tegenstelling met het abonnements-concert van Donderdag j.l., toen het programma uitsluitend aan de ‘modernen’ gewijd was, waren nu op de matinée van gisteren twee der ‘klassieke’ meesters aan het woord. De twee laatsten van het klassieke drie-gesternte bij uitnemendheid, (de 3 B.'s); Bach, Beethoven en Brahms waren het, die thans onze aandacht kwamen vragen.
Beethoven heeft zich reeds sedert lang bij het groote publiek ingeburgerd. Geen beschaafd huisgezin of men hoort er zoo nu en dan wel eens Beethovenklanken weerklinken. Brahms vindt nog niet zoo gemakkelijk den weg tot de harten van de muziek-liefhebbers; dit bleek weer opnieuw, want vóór en tijdens de uitvoering van zijn Symphonie verliet een groot gedeelte van het publiek de zaal. Terwijl Beethovens kunst zich reeds geheel gepopulariseerd heeft, wordt Brahms door velen nog steeds beschouwd als kunstenaar der geestelijke aristocraten. Ten onrechte? Zeer zeker; wel heerscht in Brahms' muziek opvallend de duistere, diepzinnige toon, maar Meester Johannes weet daartegenover toch ook weder te stellen den verlossenden toon der welluidendheid, den milden weerschijn van dat onvergankelijke licht, dat de ziel met vreugde vervult en haar tot aandachtig beschouwen dwingt. Wie ernstig zoekt zal ook spoedig den sleutel tot de gouden poorten van Brahms' heerlijke muze gevonden hebben. Hij zal dan beseffen, dat men bij dezen meester na eerst door een storm van aandoeningen, gevoelens en indrukken te zijn heengevoerd geworden, na de eene stijging volgend op de andere (steeds crescendo) te hebben meegeleefd, ten slotte dat heerlijke hoogtepunt bereikt, waar rust, liefelijkheid en zachtheid van gevoelens zoo overvloedig heerschen. Deze hoogtepunten ontdekken te laten is de A en O van Brahms' kunst. Stijlvolle uitvoeringen van des meesters werken zullen spoedig ook tot meerdere waardeering van hem, den aristocraat van gemoed, voeren.
Mengelberg bracht ons gisteren de tweede Symphonie van den meester, die Symphonie, die zich dan betrekkelijk nog de meeste vrienden verworven heeft en van de vier dan ook de meest idyllische is.
Mengelberg dirigeerde deze tweede uit het hoofd, wel een bewijs dat hij de partituur geheel in zich opgenomen heeft. Maar ook bleek uit zijn directie dat hij zijn ziel geheel voor Brahms geopend en voor diens interpretatie zijn eigen stijl gevonden heeft. Liefdevol, met verloochening van alles wat naar effect nijgt, met levendige rhythmiek, krachtige stijgingen en waar noodig, teedere fijnheid (vooral in het Allegretto grazioso) kwamen Brahms' klanken tot ons. Dat was stijlvol! Konden wij dit laatste ook maar getuigen van de voordracht van het vioolconcert van Beethoven door den hier zoo zeer geliefden kunstenaar Jacques Thibaud uit Bordeaux, die naar Amsterdam geroepen was om dat prachtwerk van den Duitschen grootmeester te vertolken. Wij weten het en hebben het meermalen gehoord hoe supérieur Thibaud Mozart vertolken kan, maar voor Beethoven mist hij alsnog dien hoogeren idealen zin, die voor de vertolking van dit concert zoo noodig is. Vooral in de cantilenes was zijn spel te veel op uiterlijk sierwerk aangelegd en miste het innerlijke-waardige, in één woord het stijlvolle. En dan die onmogelijke cadenzen die door den solist ingevoegd werden. Onbegrijpelijk! Dan maar liever geen cadenzen. Toch bewonderden wij opnieuw in dezen zuidlander zijn bloeiend schoonen toon, zijn onberispelijk zuivere intonatiën en zijn delicate voordracht, maar misten heelaas die atmosfeer van Duitsche muzikale voornaamheid, die een eerste vereischte is voor de ware vertolking van Beethoven's werken. Thibaud heeft ons wel wat teleurgesteld. Een volgende maal met Mozart maar weer eens revanche nemen!
Het orkest begeleidde het concert, op een klein ongelukje van den fagottist na, op de bekende uitnemende wijze. Het concert werd geopend met Beethoven's groote ‘Leonore’-ouverture.