De Franschen kwamen
Het vechten begon voor Luxemburg pas toen te zes uur in den morgen een Fransche brigade van motorrijders en lichte tanks de grens overschreden, juridisch om Luxemburg te protegeeren, in werkelijkheid om den aanvaller te vertragen en het Fransche commando den tijd te verschaffen zijn posities te betrekken.
Hoewel zich aan de Luxemburgsche grens nog geen geregelde Duitsche troepen vertoond hadden, reed die Fransche brigade niet lang en niet ver. Reeds bij de eerste douane-posten stiet zij op geblindeerde verschansingen welke het schimmen-leger had opgeworpen tijdens den nacht. Deze barricaden konden omgerammeid worden in een vaartje van tachtig kilometer. Doch aankomend in de bevolkingscentra, groote of kleine, kregen de Fransche soldaten te kampen met geheel andere en veel geduchtere moeilijkheden. Vanuit elk venster, vanachter iedere deur, op alle straathoeken, uit kelderluiken, van dakgoten, links en rechts, voor en achter, werden zij beschoten. Het leger van spoken, gestoken in de meest onwaarschijnlijke, in de meest onverwachte vermommingen, had zich zoo onontwarbaar vermengd met de civiele, ongevaarlijke bevolking, dat men nergens den vriend kon onderscheiden van den vijand. De civielen zelf, die den vorigen dag nog met kennissen, met familieleden, met vrienden gezelligen omgang hadden, waren niet bij machte om den vijand te onderkennen van den vriend. De vijand was overal, onder elke kleeding, achter elke schutting, binnenshuis en buitenshuis. Om van repliek te dienen op geïsoleerde fusillades hadden de Fransche soldaten moeten mitrailleeren in den grooten hoop, en dorp of stadje met den grond gelijk moeten maken. Het ligt voor de hand dat daarvan geen sprake kon zijn. En dit affreuze dilemma kostte den Franschen evenveel verliezen als een treffen op het slagveld.
De Duitsche methoden van occulte penetratie en clandestiene annexatie hadden in Luxemburg een toppunt van volmaaktheid bereikt. Mocht Duitschland na zijne nederlaag er wederom heelhuids afkomen, dit wil zeggen, mochten de overwinnaars van Duitschland wederom vergunnen dat deze natie, welker capaciteit van bedrog en schijnheiligheid onbegrensd is, blijft voortbestaan als groote mogendheid, onverbrokkeld, met al haar potentieel van moreele en materieele camouflage, met al haar wrok, met al haar ziekelijke hoogvaardij, met al haar onuitroeibare, kwaadaardige, perverse instincten, dan stelt die methode van geheime overweldiging voor alle volkeren, hetzij naburig, hetzij van Duitschland verwijderd door oceanische afstanden, een vitaal probleem.