De eerlijke zaak
Het spreekt vanzelf, dat zij de kwestie der neutraliteit in de eerste plaats onder 't oog zien van 't standpunt der moraal. Hoe kan een weldenkend mensch, zeggen zij, voor zijn geweten neutraal zijn, waar de zaak waarvoor gestreden wordt zoo zuiver is, en waar zooveel edels gevaar loopt voor altijd onder te gaan met de Franschen, mochten dezen bezwijken.
Tusschen de oorlogen van 1914 en 1939 noteeren zij dit fundamenteele onderscheid. In 1914 was de Fransche zaak ongetwijfeld rechtvaardig, maar niet zoo gelouterd, niet zoo puur als de strenge rede haar wenschen kon. In haar doeleinden, in haar drijfveeren, misschien zelfs in haar oorsprong, kleefden haar kleine smetten aan, verdachte vlekjes, troebele dubbelzinnigheden welke nooit opgehelderd zouden worden en die in laatste instantie onthieven van den plicht om partij te kiezen, wettigden om buiten of boven de warreling te blijven. Wat zij dan ook deden, ondanks den brand van Leuven, ondanks de stikgassen, ondanks de Kathedraal van Reims, ondanks alles, want zij admiteeren geen sentimenteele overwegingen. De Rede niets dan de Rede, die weegt en meet met de balansen en de maten van het laboratorium.
In 1939 nu kan er voor een rechtschapen geest van dit mentale voorbehoud geen sprake zijn. De zaak van Frankrijk is niet alleen onbetwistbaar rechtvaardig, zij is onbetwistbaar smetteloos. Bij de nauwkeurigste analyse kan men niet het flauwste spoor ontdekken van onreinheden. Dit land heeft alles beproefd om den oorlog te verijdelen. Het had zich achter zijn onneembare wallen afwachtend kunnen terugtrekken. Europa overlatend aan de geweldenaars welke het werelddeel gekweekt heeft in zijn boezem. Frankrijk, speculeerend op diverse mogelijkheden en voorloopig veilig achter zijn muur van beton, had de veroveraars kunnen laten betijen, en de tegenwerking welke het sinds twintig jaar allerwegen ondervond zou deze neutraliteit verklaarbaar gemaakt, zoo niet gewettigd hebben. Uit vrije verkiezing deed het dit niet. Frankrijk kon dit doen, maar het mocht dit niet doen. Het stelde zijn plicht en zijn verantwoordelijkheid boven zijn egoïsme. Zijn plicht om beginselen te verdedigen waaraan het geloofde. Zijn verantwoordelijkheid voor beginselen, die niet kunnen verdwijnen zonder dat het menschdom terugzinkt in oude duisternissen.
Deze partij-kiezing ontsnapte dermate aan de berekeningen der courante politiek, dat gedurende langen tijd zijn vijand en de gansche toeschouwende wereld niet hebben kunnen gelooven aan zulk een kordaat en belangeloos besluit. Het was de stem van zijn geweten, die den Franschen soldaat naar den strijd riep.
Neutraal blijven tegenover het juk, dat voor Europa gereed gemaakt werd, neutraliteit tegenover de plat-materialistische of vooze argumenten waarmee men dat juk trachtte te rechtvaardigen stond gelijk met degradatie van zichzelf. En dat een groot deel van Europa, een ruim deel der aarde, die stem van het geweten niet gehoord heeft, of haar smoorde, of haar ontweek, is voor de Franschen, die de gedragingen der volkeren gadeslaan vanuit den hoogen gezichtshoek hunner rationeele objectiviteit een der verontrustendste symptomen van een algemeene moreele decadentie, waarbij zij verbaasd, verbijsterd alarm zouden willen slaan als dit nog iets hielp nu de fataliteit met al haar factoren reeds in beweging is.