De middenweg
Een middenweg tusschen dergelijke uitersten is niet gemakkelijk vindbaar. De Parijzenaars zochten hem al tastend onder de geblauwde lampen. Waar is de limiet van wat mag en niet mag, van wat voegt en niet voegt, als elke minuut grenst aan de eeuwigheid, als elke seconde een lach kan verstarren in de stuiptrekking eener laatste smart? Alle zielen zijn zich bewust van de tragedie, alle gedachten toeven in de linie van het vuur. Doch als men desnoods maling heeft aan de propaganda, wie zou een oogwenk aarzelen om een soldaat van là-haut die vreugde, dien glans, die illusie, die verkwikking te bezorgen, met welker belofte hij zich in zijn langen nacht verheugd heeft?
Zoo veranderde op den wensch van ‘daarboven’ gaandeweg de physionomie van Parijs. Zij heeft nog niets dartels, niets uitgelatens, maar zij werd minder stroef en minder gesloten. Langzamerhand neemt zij haar vroegere uitdrukking aan en herzamelt zij die onafgebroken gamma van genoegens in alle kleuren en variaties waaruit een civilisatie is samengesteld. Men kan weer muziek hooren en drie orchesten geven geregelde concerten. De Opera, die eerst wilde verhuizen naar de provincie, heropende haar deuren en studeert zelfs noviteiten. De Opéra-Comique, de Comédie Française en het Odéon hervatten hun voorstellingen. Van lieverlede vullen zich de aanplakzuilen wederom met de titels van tooneelstukken, oude en nieuwe, met de namen van beroemde virtuozen. De film-kunst herleeft en herbloeit. Men telt de bioscopen weer bij tientallen en zij verwisselen hun programma's met de regelmaat van eertijds. Een dozijn groote en kleine music-halls, circussen, cabaretten brengen de lichte en luchtige noot in deze symphonie, even veelzijdig en genuanceerd als eertijds. De musea en de voornaamste bibliotheken bleven leeg en dicht, maar de bekende kunstzalen houden hun particuliere exposities van moderne en klassieke meesters gelijk vroeger. De boekhandel, na een verticale daling tot ongeveer nul in de maanden September en October, heeft niet meer te klagen en de roman-productie blijft weinig beneden haar gewone niveau. Precies op tijd, geen week, geen dag te laat, publiceerde Jules Romains de twee jaarlijksche deelen van zijn cyclus ‘Les Hommes de bonne volonté’, die begon in 1932. Het einde is nog niet in 't zicht en de belangstelling voor de nieuwe volumes verminderde evenmin als hun omvang. De tijdschriften, litteraire en wetenschappelijke, verschijnen in gedund formaat, doch het getal der verdwijningen is opmerkelijk gering en zonder belang voor de geestesstrooming van den tijd.