Wapen van groot kaliber
Onder zulke omstandigheden wordt een uitgave als dit Geel-Boek niet enkel een wapen van aanzienlijk kaliber en draagwijdte, doch bovendien van onmiddellijke en onfeilbare werking. Een dusdanig succes dwingt uiteraard bijna automatisch tot een repliek. Het is onmogelijk voor den tegenstander om dezen muur van overtuiging, klaarheid en zekerheden te negeeren. Het is onmogelijk om een antwoord te ontwijken wanneer het vraagteeken door zijn compactheid, door zijn gewicht, een onontkomelijke aantrekkingskracht uitoefent. Honderdduizenden Franschen loopen rond met de bewuste gedachte: ‘Wat brengen zij daartegen in?’ De schildwacht in zijn beijzelden boom, de soldaat die een verschansing graaft in den harden grond, het leger der arbeiders in hun fabrieken, allen zenden hetzelfde gerucht uit, weerkaatst door tallooze echo's: ‘Wat brengen zij daartegen in?’ De tegenstander kan niet ontsnappen aan den dwang van dit oneindig rumoer. Het reageert als een magnetisch veld. Het stuurt zijn gansche propaganda in de war. Het isoleert ze. Het brouilleert ze. Het overstemt ze. Zij verliest haar mordant, haar virus, haar reden van bestaan. Zij werd quantité négligeable, overbodig, machteloos. Het ontelbaar gerucht domineert alles. Het stelt een prealabele kwestie die behandeld en opgelost moet worden alvorens men denken kan aan iets anders.
Het eerste antwoord kwam in den vorm eener officieele verklaring van 't Deutsches Nachrichten Büro. De Franschen zijn erop aangevlogen zooals zij aanstormden op hun Geel-Boek. Met een onweerstaanbaren drang naar helder inzicht in een calamiteit die hen demonisch lijkt. Zij hebben de Duitsche nota van alle kanten bekeken, binnenste buiten gedraaid, ontbolsterd. ontrafeld, getoetst, gedistilleerd tot aan haar quintessens en daarna gerumineerd. En per slot zijn zij niet weinig verwonderd over het gemak waarmee ze kunnen concludeeren.
Want goed beschouwd komt het betoog der Wilhelmstrasse hierop neer, dat het Dritte Reich door Bohemen te bezetten, Polen te veroveren, niets anders deed dan de consequenties trekken uit de accoorden van München.
Het voornaamste argument en de nieuwste thesis van Ribbentrop blijkt daarin te bestaan, dat Frankrijk door de Münchener schikking en door de besprekingen welke op München gevolgd zijn aan Duitschland de handen vrij gelaten zou hebben om in het Oosten van Europa op te treden naar zijn welbehagen, en dat Frankrijk door op 't nippertje halt te gebieden toen Polen overvallen werd, aan zijn verbintenissen is tekort geschoten en in zekeren zin de goede trouw van Duitschland verrast, verschalkt, misbruikt zou hebben.
Voor de Franschen is deze argumentatie een ware meevaller, een ongeloofelijk buitenkansje. Zij veroorlooft niet alleen de vraag ‘Houdt men ons daarginds voor stompzinnige idioten?’ (vraag die den gunstigsten invloed heeft op het moreel van ieder die haar stellen moet), zij wettigt niet enkel de sarcastische opmerking ‘De heer Von Ribbentrop kan misschien schrijven maar hij kan niet lezen’, doch ten overvloede permitteert zij een rechtzetting, een terechtwijzing die aan alle verdere tegenspraak, redeneering of haarkloverij den mond snoert met een bescheid dat definitief is, afdoend, zonder mogelijkheid van tegenwerping.