Enkele cijfers
Temeer wijl de tweede gordel in volumen en uitgebreidheid nauwlijks onderdoet voor de eerste en daarenboven slechts een gedeelte is van het ontworpen programma. Enkele cijfers die verstrekt werden kunnen dit aantoonen.
In drie maanden werden voor de tweede linie 700.000 kubieke meter beton gefabriceerd en gegoten. Dit vertegenwoordigt een muur van één meter hoogte bij één meter dikte welke van Amsterdam tot Parijs zou loopen en nog 200 k.m. verder. Voor de bewapening van dat beton zijn 100 millioen kilo ijzer verbruikt.
In drie maanden zijn 4.500.000 kubieke meter aarde omgewoeld. Uitgedrukt in een bevattelijk beeld had deze massa uitgegraven grond een kanaal van normale diepte en breedte kunnen vormen over een afstand van meer dan 150 k.m.
In drie maanden werden 16.500.000 kubieke meter prikkeldraad uitgezet. Genoeg om alle zee- en land-grenzen van Frankrijk te omheinen over een breedte van 4 meter. Voor deze versperring werden vier millioen palen in den grond geslagen en 65.000 ton stekels verwerkt. Gedurende dezelfde drie maanden zijn de verkeerswegen waarover deze enorme vrachten gerold hebben onderhouden in den toestand van perfecte berijdbaarheid die hun eigenschap was bij het uitbreken der vijandelijkheden.
Sinds September derhalve is de veiligheid van Frankrijk verdubbeld. En tegenover dit merkwaardige feit aarzelt men tusschen de verschillende gewaarwordingen die het wekt. Bewondering en verwondering. Bewondering voor een titanischen arbeid (de eerste Ligne-Maginot verbruikte 1.500.000 kubieke meter beton in zes jaren) onder de ongunstigste weersgesteldheden en in den kortsten tijd. Bewondering voor de bezonnenheid van het Fransche commando dat zijn eigen krachten niet overschat en, gedachtig een oude spreuk, zich herinnert te wantrouwen. Verwondering voorts, matelooze verwondering, dat zulke kapitale verdedigingswerken ongehinderd konden geschieden, alsof het nog vrede was. De vijand heeft noch hun aanvang kunnen beletten, noch hun voortzetting, noch hun voltooiing.
Frankrijk onderschat zijn tegenstanders niet. Doch beurtelings heeft de vijand, met zijn dreigementen van Blitzkrieg en ‘Bliksem in den nacht’ lijdelijk en machteloos moeten toezien dat Frankrijk ordelijk mobiliseerde, ongestoord concentreerde, kalm zijn reeds geoefende reserves hardde voor den krijg, onbelemmerd zijn luchtvloot hernieuwde en uitbreidde, in een regelmatig tempo zijn oorlogsindustrie vertienvoudigde, bedaard zijn binnenlandschen, communistischen vijand onschadelijk maakte, rustig de Engelsche troepen installeerde, zonder strubbelingen een Poolsch, een Tsjechisch leger in 't geweer bracht, regelmatig zijn defensie tegen luchtaanvallen perfectionneerde.
Nooit heeft een vijand, prat op zijn macht, prat op zijn snelheid, zoo vele en zoo prachtige gelegenheden om toe te slaan, om te ontredderen, onbenuttigd laten voorbijgaan. Per slot en tot overmaat van alles heeft hij werkeloos moeten toezien dat de Franschen een nieuwen vestinggordel aanleggen waar hij zich te pletter zal loopen als de eerste hem niet verbrijzelt. Dit zijn teekenen en verschijnselen welke niemand mag verwaarloozen wanneer hij denkt aan het einde.
[verschenen: 29 december 1939]