De categorische imperatief
Wij weten dat het offer onaannemelijk is voor Hitler. Hij bevindt zich in de positie van Napoleon na Elba, als men 't groote mag vergelijken met het kleine. De Napoleon der Honderd Dagen twijfelde niet in zijn binnenste dat hij zich in een onderneming stortte die hopeloos bleef, ook al hadde hij Waterloo gewonnen. Hij kon echter geen weerstand bieden, geen vaarwel zeggen aan, de wonderbare impuls waaraan hij altijd gehoorzaamd had, en wier diepste eigenschap is dat zij geen neen gedoogt, zelfs niet in haar laatste stuiptrekkingen die onvermijdbaar zijn als de laatste opflakkeringen van een stervend vuur.
Als evenwel het vrijwillige offer van Hitler, geteekend door een fatum, voor Hitler niet aanvaardbaar is, dit neemt niet weg dat het gedicteerd wordt door de onverzettelijke wetten der logica. Het strookt met de rede. Het vloeit voort uit de feiten. Het is de consequentie, de resulantie van concrete gegevens. Het druischt niet in tegen onze categorische imperatieven. Het harmonieert ermee. Het beantwoordt aan onze begrippen, gevoelens, instincten van moraal en recht. Het bevredigt onze gewetens. En waren er de feiten niet, dit alles reeds zou voldoende zijn om het offer van Hitler te stempelen met een merk van onverbiddelijk moeten.
Alles echter wat men kan voorstellen aan Frankrijk, aan Engeland, elke concessie, elke zwakheid, elke weifeling welke men kan suggereeren aan de geallieerden, alle consideraties welke men hen in overweging kan geven, dragen het teeken der onlogica. Zij negeeren de materieele feiten. Zij zijn strijdig met ons intellect, met onze aspiraties, zelfs in laatste instantie met onze belangen. Zij vloeken, zij schreeuwen met ons ingeschapen rechtsbesef. Zij impliceeren en veronachtzaming van alle eeuwige en alle tijdelijke wetten, een beschadiging der hoogste en der laagste orde. Zij zijn onredelijk en onzedelijk. Daarom kennen wij reeds het antwoord van Chamberlain en Daladier; daarom oordeelen wij het goed. Er gebeure wat wil, wij kennen den loop en het einde van onzen weg.
[verschenen: 27 november 1939]