Wat Hitler was voor den Franschman
Hij was een soort van Godsdienst-stichter. De Stichter eener religie, welke een beetje vaag bleef in hare leer, maar die doelde op de verwekking of handhaving eener edeler orde op aarde (een anticommunistische orde), een religie die haar Geschreven Boek had, haar liturgie, haar ceremoniën, haar profeten, haar apostelen, haar martelaren, haar belijders, haar geloovigen. Hij was de groote Meester dezer religie; de Wijze wien bedrog vreemd was; de Ingewijde aan wien de diepste en nuttigste waarheden geopenbaard waren; de geïncarneerde eener godheid die den twintigsten-eeuwer naar een nieuw licht voerde; de geïllumineerde, de mysticus, de messias, de gezondene, spiritueele fenomeen, de revelatie van den modernen tijd.
Hij bestreed weliswaar het Christendom, maar heftiger bekampte hij het communisme. Zijn loopbaan, flamboyant als die van Bonaparte en andere zeer grooten, doch zuiverder en minder klevend aan de materie, was een levend mirakel. Alles in hem was een belichaamd wonder, een teeken van predestinatie, een getuigenis zijner roeping en zijner zending. Zijn nederige afkomst. De twee keizerstronen die voor hem vallen moesten. De raadselachtige aantrekkingskracht eener oogenschijnlijk banale, alledaagsche gestalte. Zijn welsprekendheid. De keuze zijner woorden, zijner mysterieuze toespelingen op iets goddelijks en verhevens, geschikt om eenvoudige harten te roeren. De kleur zijner stem. De vlam zijner psyche. Zijn fascinatie-vermogen op simpelen en ontwikkelden. Alles in hem vertolkte den Held, de Persoonlijkheid, het Prototype, zooals zij gedroomd waren door Carlyle, Emerson, Nietzsche, Wagner.
Deze man, dit verschijnsel, deze manifestatie van het onbetwistbare, dit onbegrensde potentieel van exaltatie, extase, energie, enthousiasme, adoratie en succes, kon nieuwe wetten afkondigen als Solon en Lycurgus. Hij kon een nieuwe moraal invoeren. Hij kon oude moralen overtreden.