De oude keizer spreekt
Hij behoeft zich Wilhelm II slechts voor te stellen te Doorn, tegenover een kaart waarop hij vlaggetjes prikt. De oude keizer spreekt voor hem:
‘Ik was te Noyon, ik was onder den rook van Parijs; “hij” heeft nog geen meter Franschen grond. Ik was in Ostende; “hij” is in Godesberg; ik was in Riga, dat “hij” prijs heeft gegeven aan den aartsvijand. Ik veroverde Polen, maar zonder hulp, en zonder te deelen. Ik was meester van Oekraïne. Ik had Servië onder den duim en Roemenië. Ik ben op Italië aangestormd tot aan de Piava. Ik ben tot de poorten geweest van Saloniki. Tot de Perzische Golf. Tot Tiflis. De Turken en Bulgaren waren mijn vazallen. Ik ben doorgedrongen tot het hartje van Afrika. Ik heb Moskou overwonnen; “hij” buigt voor het Kremlin. Ik leverde vier zee-gevechten, waaronder dat van Jutland nog als een overwinning geboekt wordt; waar is “zijn” vloot?’
En bij al het ongewisse, waarmee men hem overladen kan, zal iedere Franschman antwoorden: ‘Waar eindigde al die roem, al die macht, al die zegepraal? Op een November-morgen in een Limburgsch dorpje.’
Op de dreigementen zal hij antwoorden: ‘Het is ditmaal niet oog om oog en tand om tand. Maar stad om stad, oord om oord, en land om land.’
[verschenen: 17 november 1939]