| |
De heksensabbath der milliarden
Wat had men niet kunnen doen met de tweemaal honderd duizend millioen die Frankrijk noodgedwongen in een half jaar tijds aan bewapening heeft uitgegeven.
Parijs, 17 Augustus [1939]
Onder een menigte andere administratieve berichten bevatte l'Officiel (de Staatscourant) van gisteren de mededeeling dat de Fransche Schatkist tusschen 1 Januari en 30 Juni de som had uitgegeven van 296 milliard 227 millioen francs. Het bedrag was toegelicht met de noodige rekenkunstige verklaringen die wij hier acht[erwege] laten. Voor onze eigen stichting zouden wij er eene bij willen voegen. 't Is deze. Wanneer men van die som aftrekt de helft van het jaarlijksche budget der Fransche huishouding, de helft, dat is dus 90 milliard in ronde cijfers, dan blijft over het globale bedrag van twee honderd milliard. Bijna de geheele massa van dit totaal is verzwolgen door den grondeloozen draaikolk der bewapening. In zes maanden. In 180 dagen.
| |
‘Gelukkig maar’
Twee honderd milliard. Dat is een getal om even bij stil te staan, gelijk men ouder gewoonte zegt, en zich te bezinnen, om geen duizeling te krijgen, zooals het hoofd van een simpelen sterveling soms begint te tollen bij astronomische of microscopische berekeningen. Het eerste wat men denkt, als men na de bliksemende hallucinatie op zijn verhaal komt, is: ‘Gelukkig maar.’
Gelukkig dat de Franschen niet bij de pakken neerzitten. Om twee honderd milliard uit te geven binnen een half jaar moet men werken als razenden.
Stellig doen zij 't tegen heug en meug, tegen beter weten in. Geboren moralisten en rationalisten als zij zijn, doen ze 't zelfs tegen hun geweten in, dat danig moet knagen. En gelukkig maar dat zij zich in het tierende dolhuis dat de wereld geworden is, willen verlagen tot het niveau der losgebroken gekken. Het is de eenige manier welke de gezonden van geest overbleef om verstandig te zijn om een kans te bewaren dat het verstand nog ooit ongehavend heerscht over tot krankzinnigheid vervallen menschen. Gelukkig dat Frankrijk zijn taak niet weigert, zijn plicht niet verzaakt.
| |
Als Frankrijk bezweken ware...
Ware Frankrijk teruggeschrokken voor het redelooze offer dat de Rede moet handhaven, of ware Frankrijk bezweken voor veelvoudige verleidingen die niet ontbroken hebben, dan hadde de menschheid een streep kunnen trekken door vijf duizend jaren civilisatie en langzame opvaart. Wij zouden dan teruggekeerd zijn aan den voet van Pyramiden die nog niet gebouwd waren. Want sinds enkele jaren reeds beleefden wij dingen, en zonder een kik te kunnen geven, zonder ons gefolterd en verstikkend hart te kunnen luchten, beleefden wij dingen die alle gruwelen overtreffen welke de hoovaardige wilde beesten van Euphraat en Nijl vereeuwigd hebben in steen, dingen die pas een begin zijn en een aera dreigen te heropenen van infernale duisternissen.
| |
Maar wat zal er van overblijven?
Het is geen magere troost de de mogelijkheid op redding tenminste behouden te hebben. Maar niets neemt zij weg van de bitterheid, het gevoel van onmachtige hopeloosheid dat ons bevangt tegenover een som, waarvan men zich den omvang nauwelijks kan realiseeren.
Wat zal er na zeer korten tijd resten van die twee honderd milliard, welke slechts een onderdeel vormen van de acht, negen honderd milliard welke de gezamenlijke naties van Europa wegslingerden in een kolk, klaar om zelf te springen naar het schimmenrijk? Wat zal ervan resten? Niets dan een hoop oud roest. Niets dan een onafzienbare stapel ijzeren rommel.
Want het intellect arbeidt nog sneller dan de handen en de machines der werklieden. De vliegtuigen, de tanks, de anti-tanks, de motoren, de duizenden vernuftige, peperdure instrumenten, onmisbaar voor een modernen oorlog, hebben niet eens den tijd om te verslijten. Zij verouderen terwijl zij ontstaan. Over één, hoogstens over twee jaar zal de heele luchtmacht, welke men vervaardigt, onbruikbaar zijn, eenvoudig omdat zij zich zelf declasseert, en tegelijk gedeclasseerd wordt door de luchtmacht van den tegenstander.
Machines die millioenen kosten en tot niets gediend hebben, zijn enkel nog goed voor den aschbelt. Een ontelbaar wapentuig wordt elk jaar waardeloos. Wie zou het durven bestaan, tenzij als wanhoopsdaad, om in 't gevecht te treden met toerustingen welke dateeren van slechts vijf jaren geleden? Voor haar negen honderd milliard fabriceert Europa niets dan oud roest, bestemd om weggeworpen te worden bij ander oud roest en per slot van rekening moet men zich nog verheugen dat het tot niets gediend heeft. Had men ooit kunnen droomen dat antieke fabels als Sisyphus die steeds zijn neerrollend rotsblok naar den steilen bergtop opwentelt, de vijftig Danaïden-zusters die eeuwig water pompen in een bodemlooze ton, zooveel verschrikkelijke waarheid en werkelijkheid zouden bevatten voor een gansch werelddeel, dat zijn schranderheid doemt tot waanzin?
| |
Wat men ervoor had kunnen doen
En te bedenken, en niet te kunnen vergeten, alles wat men kan uitrichten, verrichten, oprichten met niets dan de twee honderd milliarden van Frankrijk, de twee maal honderd duizend verspilde millioenen. Verbeeld u een oogenblik de fabuleuze werken welke tot stand gebracht zouden kunnen worden met niets dan de vredeskosten van zes maanden: De geheele Sahara gekanaliseerd, geïrrigeerd met kunstmatig aangevoerd water, de complete Sahara vruchtbaar gemaakt, bewoonbaar, bebouwd, doorkruist met spoorwegen. Wat valt er niet te ontginnen, te saneeren, te ontwouden, te bevolken, moerassen te dempen, wegen te banen, bergen te doorboren, kanalen te graven, kortom te humaniseeren in het zoogenaamd moderne, geciviliseerde, overbevolkte Europa?
Zouden er minder machines gedraaid, minder handen gearbeid, zouden er minder werk-uren uitbetaald zijn, wanneer de activiteit van den mensch zich gewend had naar het leven, in plaats van naar den dood en een stupiden, nutteloozen ondergang? Integendeel. Met acht honderd milliard (dat is vier duizend francs per levende Europeaan, zuigelingen inbegrepen) had men duurzaam werk kunnen scheppen op een herboren planeet.
| |
Wat zou een nieuw Dantzig kosten?
Wat worden, tegenover al die stompzinnig vergooide creatieve mogelijkheden, tot welken graad van imbeciliteit, van geborneerdheid, van pietluttige nietigheid verzinken voorgewende problemen als Dantzig, en andere, die een jaar geleden nog niet bestonden, die voor een redelijk wezen geen enkele noodzaak hebben om te bestaan, en waarvoor een handvol avonturiers niettemin vandaag Europa zouden willen veranderen in een reusachtigen brandstapel en knekelhuis? Het zou zoo simpel zijn om alle Dantzigers te verhuizen gelijk men de Tyrolers verhuisd heeft! Wat kan dat kosten? Hoogstens één milliard. Wat kan de bouw kosten eener fonkelnieuwe stad, van 200.000 inwoners, welker naam onsterfelijk zou klinken door de eeuwen, als een hymne van dankzegging aan het welgezind genie dat haar zou stichten? Hoogstens twintig milliard. Waarom mankeert zulk een genie aan Europa? Ziet hij, die volslagen ongegrond, met niet meer onderscheidingsvermogen dan een kind dat een kei op de rails legt om een trein te doen derailleeren, hij, die het probleem Dantzig gesteld heeft als een struikelblok voor zichzelf en voor millioenen evenmenschen, ziet hij niet, hij, die ontwijfelbaar mag bogen op iets ‘geniaals’, ziet hij niet in welke onmetelijke mate hij mankeert, en welke ongehoorde, ondelgbare verantwoordelijkheid hij eenvoudig reeds door te mankeeren op zich laadt? Als hij het niet ziet, werd ook zijn gansche volk geslagen met blindheid? Hebben allen in dit wonderbaarlijke duel tusschen leven en dood de partij gekozen der vernietiging?
| |
Wat het ergste is
Het zijn de Franschen niet, noch de Engelschen, die de problemen gesteld hebben van 1939, problemen waarvan elk gelijkstaat (voor wie even doordenkt) met het schandaal boven welk een molensteen om den hals verkieslijk is, volgens de woorden die men in een boek geschreven vindt. En dat de Europeanen zelfs temidden van hun oud roest, na zooveel onberekenbare schatten moedwillig verbrast, verknoeid, verpatst en verprutst te hebben, dat de Europeanen nochtans vreedzaam, gemoedelijk, fatsoenlijk, zonder rampen, zouden kunnen voortleven naast elkaar, wanneer men slechts uit enkele trotsche, onverzadelijke, uitdagende hoofden de ‘problemen’ kon verwijderen welke twaalf maanden geleden nog met bestonden, of waarnaar die intransigente koppen zich uitstekend schikten, dat maakt den paradox, de dwaasheid der twee honderd, der acht, negen honderd milliarden, nog wranger, nog monsterachtiger, nog ondraaglijker.
Gelukkig, denkt men ten laatste, dat geen zweem en geen schijn der verpletterende verantwoordelijkheid welke die krankzinnige paradox meebrengt, aan Frankrijk kan worden toegewreven. Anders zou hier reeds lang revolutie zijn, hier waar men oordeelen kan als vrije mannen, waar men misprijzend neerziet op de gedachtelooze slaven die de werktuigen smeden van hun eigen verderf.
[verschenen: 30 augustus 1939]
|
|