| |
Het cardinale punt voor Frankrijk
Hitler te doen gelooven dat hij niet meer mag speculeeren op passiviteit, dat hij een wil en een kracht tegenover zich heft tegenover zich heeft even onbuigzaam als de zijne.
Parijs, 10 augustus [1939]
Voor de derde maal na 30 Juni (den laatsten dag waarop serieus de mobilisatie verwacht werd) is de Duitsche Ambassadeur op den Quai d'Orsay ontboden om een onderhoud te hebben met den Franschen minister van Buitenlandsche Zaken. Het gesprek duurde vijf kwartier, en deze duur van ongewone lengte is de eenige precisie welke men kreeg over den dialoog der diplomaten.
Wat kunnen Graf von Welczek en Georges Bonnet besproken hebben? In welke termen? Hoe was de toon? Droog, koel, gereserveerd, uit de hoogte, afgemeten, sympathiek, vriendschappelijk, vermanend, dramatisch? In welke stemming betrad de Duitsche Gezant het Parijsche ministerie? Hoe was het hem te moede toen hij weer de Ambasade binnenging? Voelde hij zich opgelucht, terneergeslagen, verontrust? Wat kabelde hij in cijfer-schrift naar Berchtesgaden? Hoe werd zijn telegram ontvangen in het Beiersche arendsnest, waar de meester van het Duitsche volk beraadslaagt met zijn paladijnen? Wat was de impressie van Hitler bij het lezen der Parijsche mededeeling? Van welken aard was de schok die hij ontving? Kalmeerend? Vertoornend, aarzelend, schrapzettend, tegenspartelend, bemedelijdend, niet-geloovend? Maakte hij misschien een ironische, bruuske kantteekening op den rand van het telegram, zooals indertijd Wilhelm II placht te doen?
| |
Eerst later zullen wij het weten
Van dergelijke vragen, ijler, brozer dan de eerste herfstdraden, hangt Europa wederom af, met zijn millioenen inwoners, burgers en militairen, met zijn positie in de wereld. Men kan die vragen fantaseeren tot de laatste nuance is uitgesponnen. Maar ze geven geen antwoord. Zij bevatten niet eens de aanwijzing van een antwoord. Pas later, veel later, als de archieven opengaan, als de mémoires gedrukt worden, zullen wij vernemen in welken zin en met welke uitdrukkingen die vijf kwartier op een Ministerie den loop der geschiedenis geregeld hebben. Gelijk wij tien jaar na dato pas lazen in de herinneringen van Von Schoen, hoe deze Duitsche gezant zich de oogen uit het hoofd schaamde over de argumentatie der oorlogsverklaring welke hij in Augustus 1914 moest overhandigen op den Quai d'Orsay, zoo zullen wij in een verre toekomst eerst weten met wat voor steen Von Welczek den dag merkte van zijn bezoek aan Georges Bonnet, met een witten of met een zwarten.
| |
Uitvoering van plannen
Wat wij echter duidelijk gewaarworden is het naderen eener beslissing en dat zij hare vaart versneld heeft. Tijdens de jongste tien dagen begonnen de berichten uit Duitschland een andere curve te teekenen op den barograaph der internationale atmosfeer. Maatregelen welke tot eind Juli nog tot het domein der hypothesen behoorden, hoewel ze waren aangekondigd, werden definitief. Hetgeen tot dan toe alleen op papier bestond of in de hersens, als plan, oogmerk, bedoeling, voornemen, ging over tot uitvoering en werkelijkheid. Alle inlichtingen daaromtrent, ook die welke men niet in de kranten vindt zijn eensluidend. Er viel ongetwijfeld sinds maanden reeds niet veel meer te schikken, te ordenen om Duitschland op voet van oorlog te brengen.
| |
Geen achterdeurtjes meer
Maar rondom de onrustbarendste orders zweefde nog een zekere dubbelzinnigheid, een greintje van tweeslachtigheid welke met eenigen goeden wil, die niet ontbrak, veroorloofde om troepenbewegingen uit te leggen als legeroefeningen, als gebruikelijke manoeuvres, ondanks de enormiteit der toebereidselen en de gemobiliseerde effectieven. Dat op een kier gelaten achterdeurtje werd gesloten en gegrendeld. Elke uitvlucht en elke ongewisheid zijn ontnomen door de requisitionneering der automobielen, de rantsoeneering der benzine, de massieve oproeping der reservisten en de concentraties van proviand. Verschillende interpretaties zijn bij zulke in-de-weer-brengingen onmogelijk. Zij zijn de herhaling der verschijnselen van 't vorig jaar, in grooter afmetingen, met grimmiger vertoon en met dreigender opstapeling van verderfbrakend materiaal.
| |
Franschen reageeren poëtisch
Op deze overdaad van krijgstoerustingen hebben de Franschen, tot vandaag tenminste, met geen enkel uitzonderlijk tegenmiddel gereageerd. Gisteren zelfs bezocht President Lebrun de bloeiende rozen-gaarden, welke een jaar geleden, onder denzelfden onweershemel, geplant werden in de Ligne Maginot. Wat die rozen ‘verbloemen’ langs het beton is voor niemand een raadsel. Het idyllische der inspectie zal ook geenszins begrepen worden, en nergens vermoed ik, als een zorgeloos vacantie-uitstapje. Het idyllische is hier te zichtbaar vervlochten met het olympische. En in gelijke mate als de Franschen even huiveren zouden wanneer zij vernamen dat Hitler, die gezegd heeft te zullen ‘inslaan als bliksem in den nacht’, de rozen inspecteerde der Siegfried-linie, in dezelfde mate kan men denken dat menig Duitscher even kippevel zal hebben wanneer hij hoort van de rozen der Ligne Maginot.
| |
Absolute zekerheid
Als wij ons dus met een onbewogen gemoed de klare gewaarwording realiseeren der bedreiging, wij hebben niet minder helder het besef dat Frankrijk het volle gewicht van zijn woord geworpen heeft in de schaal der weifelende balans. Voor de derde maal binnen het jaar is Hitler ter kennis gebracht, terwijl alles wat in Duitschland geschiedt wijst op de methodische voorbereiding eener militaire operatie, dat Frankrijk elke daad van direct of indirect geweld zal beantwoorden met geweld, dat elk schot in het Oosten van Europa zal echoën in het Westen, dat géén fait accompli, hoe ‘foudroyant’ ook bewerkstelligd, geaccepteerd zal worden als basis voor onderhandelingen of compromis. Wij hebben de absolute zekerheid dat dit besluit, deze vastberadenheid aan Hitler te kennen gegeven zijn met alle duidelijkheid, met allen nadruk welke in diplomaten-taal bereikt kan worden of gesuggereerd. En als de Franschen in hun binnenste nog een onvastheid bespeuren, iets dobberends, een gevoel van waggeling, dan is het niet omdat zij hun eigen beslistheid wantrouwen, niet om het risico dat zij op zich laden, niet om de gevaren die zij loopen, maar omdat zij duchten dat Hitler hun standvastigheid niet als gemeend en blijvend zal beschouwen, dat Hitter zou kunnen twijfelen aan hun verzekeringen van onverzettelijkheid, dat hij hen zal houden voor vogelverschrikkers waaraan men slechts te wennen heeft of opsnijders die de blezen pakken zoodra het ernst wordt.
| |
Het centrale punt is Hitlers geloof
Voor de Franschen inderdaad is het cardinale van de zaak geworden dat Hitler hen gelooft, wanneer zij zeggen dat zij zullen vechten.
Het heele probleem werd voor hen om Hitler, die zich misschien onoverwinnelijk acht, die bouwt op zijn ‘goed gesternte’, die zonder slag of stoot meer overwinningen behaalde, meer veroveringen maakte dan Bismarck, die zoo wel zich zelf als zijn landgenooten verblindde, bedwelmde met ongehoorde maar gemakkelijke successen, verworven dank zij de lijdelijkheid en de verdeeldheid der tegenstanders, die waarschijnlijk waant dat het gewaagdste hem nogmaals zal slagen, om Hitler aan 't verstand te brengen, om hem in te prenten, om hem te overreden, te overtuigen dat hij niet meer mag speculeeren op de Fransche passiviteit, dat hij voortaan een wil, een kracht tegenover zich heeft even onbuigzaam als de zijne, even hard en even onvervaard. Het is tweemaal gelukt hem te doen wankelen. Zal het dezen derden keer lukken?
[verschenen: 21 augustus 1939]
|
|