| |
Si vis pacem, para bellum
Het indrukwekkende défilé te Parijs, bijgewoond door een onbecijferbare menschenmassa, moet een waarschuwing zijn voor de geheele wereld: het Fransche volk tart en praalt niet, maar het vreest ook niets en niemand!
Parijs, 16 Juli [1939]
Als wij den vrede bewaren, wat de Hemel ons vergunne, dan zal dit voor een ruim deel te danken zijn aan het Défilé van 14 Juli in de Fransche hoofdstad.
Want onder de toeschouwers zonder tal, een ware menschenzee zooals men er nooit een gezien heeft, een klomp levende materie, wriemelend, krieuwelend, vormeloos en homogeen, bevonden zich allicht enkele afgezanten van geduchte Tweemannen wier namen onuitgesproken rondzwierven en tot wier eer, alles tezamengenomen, deze geweldige wapenschouw plaatsgreep. Zij behoeven niet eens spionnen te zijn die boodschappers, maar simpele waarnemers. En 't kan haast niet anders, hoe partijdig zij ook bericht willen doen, dat er in hun rapporten geen toon blijft natrillen welke hun lastgevers moet doorsidderen als 't begin eener huivering voor het waagstuk en het struikelblok dat in een visioen voor hun oogen opschemert in al zijn vervaarlijkheid.
| |
Gewicht vermorzelde den weg
Misschien zijn ze, zooals ik, na het Défilé de Avenue des Champs- Elysées afgewandeld. Vanaf de Triomfboog tot aan de Place de la Concorde, en verder nog, over een afstand van drie, vier kilometer, was het asfalt van de straten gerukt, in dikke klodders samengeperst, het plaveisel gedeukt, gebold, gebroken, gegroefd, gevorend onder de ontelbare rupswielen en getande raderen die het een vol uur lang gemalen, gekneed had. Nooit woonde men iets dergelijks bij en 't was de moeite waard deze verwoestingen gade te slaan. De magnifieke, spiegelgladde Avenue was onberijdbaar geworden voor de snelle auto's der gewone dagen. Hier waren de tanks gepasseerd en de artillerie in eindelooze gelederen van drie. Bij tientallen, bij honderdtallen. De luchtvaartkanonnen die hun gestrekten, ranken muil verhieven tot aan de eerste takken der boomen. Het zware geschut, lang of kort, dat als grijze, logge kolossen langs den grond sleepte. Vuurmonden van allerlei kaliber. Affuiten van allerlei tonnage. Lichte, gemiddelde, groote pantserwagens, de eenen met mitrailleuses in de draaikoepels, de anderen met gedrongen, dikke kanonnen in hun torens.
| |
Zwaarsten waren er niet eens
Men had de zwaarste in hun kazernes gelaten, langs de grenzen en de slagvelden, bevreesd dat het gewicht hunner dertig, veertig duizend kilo's en de daverende vibraties van een compacten opmarsch de gewelven van onderaardsch Parijs zouden doen instorten. Maar reeds hun mindere soortgenooten, door hun omvang, door hun toerusting, door hun aantal, door hun sluipende, onweerstaanbare voortbeweging, onzichtbaar bestuurd, waren indrukwekkend genoeg om een rilling over den rug te doen gaan van wie eenige verbeelding had en die ze zag in een toekomstig gevecht, menschen plettend als grashalmen. Zij deden de huizen beven van den zolder tot de fundamenten. Zij beukten, kerfden, ploegden, walsten de straten en pleinen van het monumentaalste en bekoorlijkste kwartier van Parijs. Op een onverzettelijk, eentonig rhythme van rijdende metalen, mechanische vestingen rolden zij voorbij als machtige en onverbiddelijke symbolen van verwoesting en verderf.
| |
Reparatie zal millioenen kosten
Alleen de reparatie der straten voor een betooging van betrekkelijk geringen duur, zal millioenen kosten. Men had er dat voor over. Wat telt het naast het milliard dat elke week wordt uitgegeven sinds vele maanden? Men wilde biologeeren, hypnotiseeren, galvaniseeren, en dit doel was bereikt. Men had de trompetten willen laten hooren van Jericho, de bazuinen van het laatste oordeel. Of liever een suggestie, een memorie van de stalen stemmen welke ratelend en donderend kunnen losbarsten over een wereld die zich ten ondergang laat doemen. Een militaire revue immers is slechts een fragment, een staalkaart, een tiende, een honderdste deel van de totale kracht die achter betonnen wallen gereed staat om in werking te treden. Men bewees twee dictatoren de eer van de imposantste revue welke Parijs ooit beleefde. Deze attentie, wanneer ze over genoeg verstand beschikken om niet boven de menschelijke macht te gaan, zou hun voldoende moeten zijn.
| |
De soldaten van twee landen
Hier defileerden echter niet enkel de ijzeren, vulkanische wapenen. Hier defileerden ook soldaten. De soldaten der twee mogendheden die naast haar macht haar eendracht, haar cohaesie wilden manifesteeren. Engeland en Groot-Frankrijk. Engeland met zijn rood-zwarte horse-guards, zijn gerokte Schotten, zijn mariniers, zijn vliegeniers, vergezeld door een minister en een chef van den Generalen Staf. Groot-Frankrijk met zijn Vreemden-Legioen, gelauwerd met legenden van fabelachtig avontuur, met dapperheid die eene majesteit wordt als bij de dolende ridders van eertijds. Groot-Frankrijk met zijn bataillons te voet, te paard, op wielen, van tirailleurs uit Tunis, Marokko, Algiers, de Sahara, Senegal, de binnenlanden van Afrika, Madagascar, en Indo-China, met hun chechia's, hun roode of witte mutsen, hun wollen burnoezen, hun tropenhelmen, hun nieuwe uniformen, rossig-geel gekleurd als het zand der woestijn en de huid der leeuwen. Voor de eerste maal zijner geschiedenis nam het Koloniale Leger van Frankrijk, sedert een jaar meer dan verdubbeld, in zijn ganschen omvang deel aan een défilé, de Annamieten beneden de gewone maat, bijna dwergachtig maar lenig en rap; de Arabieren struisch en onstuimig, de Negers, athletisch, bonkig en reusachtig. Groot-Frankrijk, een land van honderd-tien millioen inwoners, dat zich bewust werd van zijn militair potentieel en het met meesterhand begon te organiseeren, blanken, gelen en zwarten, allen loyaal, allen begeesterd voor hetzelfde ideaal, allen uitstekend afgericht en toegerust.
| |
Enorme belangstelling
Er was ook het volk van Parijs, uit de provincies, uit de Koloniën, het waarlijk ontelbare volk waarvan het overgroote meerendeel niets bespeurde van het défilé dan wapperende pluimen van vaandels en helmen, zigzaggende punten van bajonetten en de radio-masten der pantserwagens. Zoo gedisciplineerd en volgzaam ze was, die massa van menschelijk protoplasme, af en aan spoelend in breede en voortdurende golvingen had zij in haar enthousiasme tallooze houten balustraden verbrijzeld om te stuiten op de onverzettelijke achterwerken der duizenden paarden van de garde. Na de revue lag de grond bezaaid met spaanders en latten, met gebroken kisten, met verfomfaaide papieren periscopen die tot niets gediend hadden, en alle grasperken waren vertrapt en vernield.
| |
Volk zonder vrees
Die schijnbaar ordelooze, bijna onbedwingbare en onbecijferbare menschen-hoopen nochtans verdienen een aparte vermelding in de verslagen der boodschappers die belast waren met de voorlichting van hun twee sabelrinkelende meesters. Al dit krioelende, deinende volk, dat per slot de geheele revue betaalde met zijn penningen en dat samengestroomd was om niets te zien, hoogstens wat te kunnen gissen, toonde tegenover deze onzichtbare parade van mogelijke catastrofen en virtueele slachtingen, een onwaardeerbaar goed humeur, een onverstoorbaar optimisme, een weergaloos moraal. Het overstelpte de regimenten welke het nauwelijks raden kon met orkanen van acclamaties, waarbij zelfs het gedaver der motoren en der fanfares verdoofde. Geen vleug van neerslachtigheid in deze mengeling van alle standen en leeftijden, geen zweem van bedrukte gevoelens voor een toekomst die somber lijkt, geen spoor van zwartgalligheid, bij mannen noch vrouwen, en evenmin in de oogen als in de woorden. Geen greintje laatdunkendheid ook, noch snoeverij of branie. Dit volk tart niet, dreint niet, praalt niet. Maar werkelijk, het vreest ook niets en niemand. En wijl dat niet op commando geschiedt, doch als de natuurlijkste zaak van de wereld, is dit zeker niet minder aandacht waard dan het défilé der onovertrefbare soldaten, bloem van een volk dat een dapper, edelmoedig hart nog steeds op de rechte plaats draagt.
[verschenen: 31 juli 1939]
|
|