De hoogste wet
Voor het Heil der natie.
Parijs, 23 Mrt. 1939
Wie nog een greintje had mogen willen twijfelen in Europa of het bij de Franschen meenens is dat zij zich schrap zetten, die kan leering en stichting vinden in de decreten waarmee Daladier zijn derde periode van Volmachten heeft aangevangen. Eén zin zal duidelijker spreken dan bergen van bedrukt papier en alle redenaars der wereld: De normale arbeidstijd in de bedrijven die werken voor de nationale verdediging (en daaronder kan op een gegeven moment de gansche industrie gerangschikt worden) is vastgesteld op zestig uren per week. Als er lieden zijn wien daarbij de oogen en ooren nog niet opengaan dan kan op dezulken voortaan slechts het vers van den psalmist worden toegepast: ‘zij hebben ooren en zij zullen niet hooren; zij hebben oogen en zij zullen niet zien.’
Tweede mirakel: het draconische edict (want draconisch is 't om minstens tien uren per dag te moeten werken) gaat erin als een briefje van de loterij. Wat dat beteekent behoeft nauwelijks te worden toegelicht. Men herinnere zich enkel hoeveel moeite het kostte om de menschen in November een nietige afwijking te doen aanvaarden op de veertig-uurs-wet en hoeveel misbaar en strubbelingen dat meebracht. Voor de groote massa was de luilekkerlandsche 5: 8, de week met de twee Zondagen, een nationaal dogma geworden. Ten strengste verboden dit artikel aan te raken. Zelfs tegen betaling van een buitensporigen toeslag vertikte het de arbeider om langer dan vijf maal acht uren een gereedschap te hanteeren. Er waren toen twee ministers zot genoeg om Daladier den bons te geven, wijl hij tegen goed loon op een kleine verruiming van den arbeidstijd aanstuurde. Zij betreuren het nog altijd hun portefeuilles zoo lichtzinnig vergooid te hebben, maar destijds verbeeldden zij zich dat Daladier onder een orkaan van protesten in het souffleurshokje zou verdwijnen.
Op 't oogenblik is Daladier solide genoeg geïnstalleerd om koelbloedig en tyranniek afwijkingen in 't uitzicht te stellen op de zestig-urige arbeidsweek! Waar het noodzakelijk of nuttig blijkt zal door dezelfde ploeg zeventig uren gewerkt worden en meer. De werkloozen die op een of ander voorwendsel weigeren zich te laten inlijven bij een tak van nijverheid waarvoor zij geschikt verklaard worden zullen een jaar lang hun ondersteuning inboeten. Zij kunnen getransporteerd worden naar elk oord van het territorium waar zij noodig zijn, en pas op 25 k.m. afstand van hun domicilie zullen de kosten van vervoer of verhuizing vergoed worden. Alle hens aan dek! Precies als in Duitschland. En tot nader order. Voor een duur welke niemand bepalen kan is ‘de goede, oude tijd’ onverbiddelijk voorbij. Wij mogen ons gelukkig achten hem gekend te hebben, dien ‘goeden, ouden tijd’, waarvan onze voorvaderen spraken zonder dat zij hem ooit beleefden, zonder dat zij hem ooit anders zagen dan in een mythologisch verleden. Wij weten tenminste op de maand af waar hij ophoudt: in Maart 1939.
En niemand kikt; niemand kokhalst, hoe ook de keel bij sommigen zich voelt toegesnoerd. Het decreet wordt aanvaard met discipline, en haast zonder sputteren, zelfs in de kringen waar men zes maanden terug, voor zooveel minder, een algemeene werkstaking beraamde. Er is dus stellig iets veranderd in de Fransche Republiek. Het heil der Natie is de hoogste wet geworden, waaraan ieder zich instinctief en bereidwillig onderwerpt. Salus populi suprema lex esto, volgens den regel der Romeinsche dictatoren, die niet alleen degenen zich herinneren van wie Lessing (ja, de Lessing van Nathan der Weise!) smalend gezegd heeft, dat zij zich afstammelingen der oude Romeinen wanen omdat zij op hun graftomben geboren zijn. Als het volk van Frankrijk gedurende de laatste jaren herhaalde malen den indruk gewekt heeft dat het niet meer tot eendracht, tucht en energie in staat was, als zijn vijanden een stonde hebben mogen hopen hier een Hacha aan 't roer te zien om te Berlijn een capitulatie te gaan teekenen, als een Hitler of een Mussolini bij hun combinaties en machinaties wellicht gespeculeerd hebben op uiterlijke symptomen van verval en verslapping, als er geen moeite, geen laagheid en geen geld gespaard zijn om de inzinking der Franschen te bespoedigen, als het volkssluipgif der heroïne hier op de markt is geworpen voor den spotprijs van 75 cent per gram, en als sommigen zich misschien reeds verkneuterden dat het doel nabij was, bereikt, of niet meer te missen, dan kon de Fransche natie alle oppervlakkige verzinsels welke zij aangaande zich liet uitstrooien niet krasser logenstraffen dan door de kloeke, stoïcijnsche aanvaarding van het decreet der Zestig Uren, dat juist op tijd komt om in enkele hersens een heilzame verwondering te baren.
Het is de heuglijkste der revoluties die hier mogelijk waren. De heuglijkste, ofschoon ze op zichzelf niets verblijdends heeft. Maar van twee kwaden kiest een verstandig hoofd het minste en buiten kijf is de vrijwillig aanvaarde discipline een geringer euvel dan de knoet en de concentratie-kampen die zich vermenigvuldigen overal waar de vlag ontplooid wordt met het haken-kruis. Wij naderen het tijdstip en het uur gaat slaan waarop iedereen zijn dierbaarste principen zal moeten prijsgeven om enkele der hoogste principen te redden.
Van alle boosheden waarvan men het despotisme kan betichten, van alle snoodheid welke despoten beklijft, is ongetwijfeld de ergste, de onvergeeflijkste dat zij noodzaken tot dezelfde wapenen waaraan zij hun macht ontleenen. Om zijn vrijheid te vrijwaren, moet een volk zwoegen als slaven. En deze paradox zal in de toekomst vermoedelijk nog voor de minst hinderlijke gelden. Want het is volstrekt niet uitgesloten dat men om het menschdom te behoeden voor de barbaarschheid, barbaarscher zal moeten handelen dan de barbaren in aantocht, of even barbaarsch. Het is een afgrijselijke doch onontkomelijke noodwendigheid. Wie zich niet ernaar plooit, is bestemd voor een ellendiger juk, geestelijk en lichamelijk, dan de treurigste lasten die een volk zich kan opleggen uit eigen verkiezing.
Het heeft tijd gevergd om de Franschen te wennen aan zulke nochtans elementaire onvermijdelijkheden. Maar het is niet te laat. In September kon het leger gemobiliseerd worden en niet de industrie. Nu echter, terwijl men in Parijs opnieuw loopgraven graaft, terwijl men honderden kelders inricht, terwijl men de kleine kinderen gasmaskers aanpast, terwijl de reservisten zich wederom naar de Gare de l'Est spoeden (ik zou zeggen welke en hoeveel, als een der nieuwe decreten 't niet verbood) heeft ook de arbeider zijn solidariteit beseft met de idealen der bedreigde gemeenschap, en tegelijk met de soldaten mobiliseert zich deze week de werkman.
[verschenen: 13 april 1939]