Een ongedwongen plebisciet
Het terugroepen der Italianen in Frankrijk had een minimaal, en daardoor voor Mussolini pijnlijk resultaat.
Parijs, 12 Maart 1939
In October, onmiddellijk na de successen van München, was er te Rome een Ciano-commissie ingesteld, welke belast werd met den terugkeer naar het moederland der in Frankrijk wonende Italianen. Vanaf November functionneerde deze commissie op Franschen bodem, reeds lang vóór den 30sten dier maand, den zwarten dag waarop de herauten van Mussolini en zijn schoonzoon hun tragikomische uittarting richtten tot de regeering van Parijs. Overal begon het consulaire personeel van Italië met het woord en met de daad zijn propaganda. Op Corsica, in Tunis, in alle centra van het Fransche grondgebied waar zich een Italiaansche kolonie gevestigd had. Geld en beloften werden niet gespaard. De verleidelijkste voorspiegelingen dienden als lokmiddel. Het fascistische en imperiale Italië dat pas geleden, gelijk ieder weet, nog arm was en overbevolkt, waar plaats, voeding en arbeid te kort kwam voor een tierig ras, bleek eensklaps omgetooverd in een weelderig dorado dat zijn zonen en kleinzonen uitnoodigde, ja zelfs opeischte, om deel te nemen in de gunsten eener wonderbaarlijke fortuin. De prachtigste betrekkingen stonden ter beschikking van de terugverhuizers. De reis geschiedde gratis natuurlijk en alle kosten werden vergoed van boot, trein en hotel. Waar zij met mooie woorden niet slaagden probeerden de consuls bovendien de hand te lichten met andere middelen.
Er bevinden zich in globale cijfers 800.000 Italianen op Fransch territorium, die alle faciliteiten genieten van de onderdanen der Republiek, uitgezonderd den militairen dienstplicht. Dat is 2,% van de gezamenlijke bevolking. Maar in sommige streken vormen zij reeds circa 20 à 40%, die eigen priesters, eigen scholen, eigen onderwijzers, eigen kranten, eigen organisaties bezitten. Liever dus dan geduld te oefenen en zijn emigranten in bepaalde provincies, die onder zijn bereik liggen, geleidelijk te laten uitdijen tot minoriteiten, waarmee hij volgens artikel No 1 van het moderne volkenrecht de wettigste ‘aanspraken’ zou kunnen motiveeren (wat tusschen haakjes prettige vooruitzichten opent voor naties die voor zulken import de grenzen niet sluiten) liever dus dan zijn opvolgers zulk een hefboom en splijtzwam ten dienste te stellen eener expansieve politiek, schijnt Mussolini die uitstekende posities voor een offensief in een niet verwijderde toekomst (hier en daar is 't een kwestie van twintig, dertig jaren) tot in haar fundamenten te willen sloopen. Want hoewel de commissie den naam draagt van Graaf Ciano schrijft men ouder gewoonte de uitvinding ervan nog toe aan den stichter van het Italiaansche Keizerrijk.