Onderpand of bondgenoot?
De 150.000 republikeinsche soldaten, die naar Frankrijk vluchtten, en de gruwelijke uittocht der Cataloniërs.
Parijs, 9 Februari 1939
Van alle uittochten, en zonder te vergeten de vlucht der Belgen uit hun brandende dorpen, zal de exodus der Cataloniërs waarschijnlijk de gruwelijkste en de meest fantastische worden uit de oude en nieuwe geschiedenis.
Want als er een volk was dat de Roode Zee doorwaadde om aan barbaarsche onderdrukkers te ontsnappen, er is nog geen volk geweest, geloof ik, dat gedreven door de wildste furiën welke de menschelijke geest voortbracht, een bergketen overstak van ongeveer twee duizend meter hoogte, midden in den winter, over passen en ravijnen die kronkelen tusschen de witte oneindigheden van sneeuw.
Van heinde en verre, over afstanden van tientallen kilometers, langs paden welke gemitrailleerd werden door vliegtuigen, zijn ze gekomen, de meesten te voet, sommigen op muilezels en hotsende karren, enkelen in automobielen, de onafzienbare horden van grijsaards, vrouwen en kinderen, elk met een havelooze vracht op de schouders, de verminkten op hun krukken, de gewonden wier bloed wegsijpelt door de gipsverbanden, en zelfs de zieken, de stervenden. Met duizenden en duizenden zijn zij gekomen om afgejakkerd na uitputtende dagmarschen door weer en wind, slapend op doorweekte dekens onder den blooten hemel, met kinderen die schreien van honger, vermoeidheid en schrik, met het gejank en gehuil der motoren in de ooren, de wanhopige beklimming te ondernemen der Pyreneeën. Wat kon hun, als zij achterwaarts keken, als zij dachten aan hun verlaten woningen, wat kon hun daar ginds te wachten staan dat zij voor erger hielden dan deze afgrijselijke reis over stijgende wegen waaraan geen eind kwam? Wat kon hun boven 't hoofd hangen, dat zij in hun plunje en onder hun sjofele bagage heviger vreesden of verfoeiden dan de jammerlijke ellende van de beproevingen die vóór hen lagen als hooge kimmen aan een onbereikbaren horizon?