De wolf en zijn gerucht
Het proces tegen ‘La Plevitzkaia’ gaf een opeenstapeling van raadselen, die men maar liever niet moet oplossen.
Parijs, 15 Dec. 1938
Na een proces dat twee weken geduurd heeft is de vrouw van generaal Skoblin, ex-infirmière der Roode Legers en ex-zangeres, veroordeeld tot twintig jaar dwangarbeid wegens medeplichtigheid aan de verdwijning van generaal Miller, opperbevelbevelhebber van alle Wit-Russische uitgewekenen in Europa en elders. Maar wanneer de schuld van ‘La Plevitzkaia’ gelijk de Franschen haar galant noemen, alsof het een beroemdheid gold, vaststaat als een paal boven water, en wanneer deze troebele, perfide, en ondanks haar leeftijd nu nog capiteuze vamp zonder eenigen twijfel volgens recht en billijkheid veroordeeld is tot een verdiende straf, niemand daarentegen kreeg inzicht in den waren aard harer schuld, en niemand kon zeggen, na tien bewogen rechtszittingen, die rijk waren aan dramatische en pittoreske incidenten, aan komische en penibele onthullingen (betreffende de rol der politie o.a.), niemand kon ook maar gissen waarom en hoe generaal Miller eigenlijk verdween, of hij ontvoerd werd of niet, of hij dood is of levend. Men wist ten slotte nog minder of de ontvoerder Skoblin, eveneens verdwenen, niet zelf ontvoerd was. Toen het doek viel over de ingewikkelde tragedie bestond er bijna evenveel waarschijnlijkheid dat Skoblin ontvoerd kon zijn door Miller, als omgekeerd.
Het geheim werd dus goed bewaard. en hieraan is niet enkel La Plevitzkaia medeplichtig maar ook de rechters, de advocaten, de jury en de meeste getuigen. Welk geheim? Welke machinatie, onrustbarend, een beetje schrikwekkend die iedereen scheen bang te maken en behoedzaam, werd verborgen door de coulissen? Dat is de kwestie. Als men het geheim raden kon zou er geen geheim meer zijn. Het geheim is die verstikkende nacht, wemelend van verdachte geluiden, naar behooren aangedikt tot men elk spoor kwijt raakt, en waar men niets met duidelijkheid verneemt dan het tikken van een slinger die langzaam schommelt tusschen zijn twee polen, getrokken door onzichtbare gewichten. Wat beduidt dat obsedeerend getik? Men luistert, men spitst ooren en zenuwen tot brekens toe, men wordt niet wijzer. Is het Gepeoe of Gestapo? De lettergrepen verstrengelen zich. De klanken vervloeien. Als men begrepen meent te hebben vraagt men: Maar welke Gepeoe? Want de Gepeoe, van 1937, toen het drama geknoopt werd, is niet de Gepeoe van 1938. Zij verwisselde een paar malen van hoofd. Ook de Gepeoe bleek gespekt met verraders. Alles begint te draaien als in een koortsdroom. Alles tolt in een fosforiseerend donker. Wanneer de chaotische wenteling zich een oogenblik schijnt te vertragen, wanneer men met inspanning van al zijn aandacht een steunpunt meent veroverd te hebben bespeurt men twee kolossale vangarmen, elkaar achtervolgend als de wieken van een molen, en tot afzichtelijke monsters samengegroeid als sommige orientaalsche gedrochten De een heeft de terugstootende grijns van Baäl: de ander het weerzinwikkende grimas van Moloch. Zij hebben beiden de macht om rampen te ontketenen, en ook de bedoeling.