De vrijheid
Dat is zonder twijfel buitenissig. Maar vanaf het moment dat dergelijke buitenissigheden in ernst geconcipieerd kunnen worden, of zij onbeduidende incidenten betreffen als een onberaden woord in de lucht, of onnoozele als een kletspraatje van La Vie Parisienne of Charivari, zij stellen de Franschen voor een geducht probleem. Van den eenen kant begrijpt men uitstekend dat dictatoren geen scherts of andere vrijheden kunnen gedoogen ten opzichte van hun persoon. Voor het volk dat zij besturen trachten zij oppermenschen te incarneeren, halfgoden, mythologische figuren, onfeilbaar, onaantastbaar, taboe. Hun theorieën vormen een soort van religie, en alle religies hebben een index van verboden boeken, van verboden gedachten en uitdrukkingen. De meeste religies hebben ook een inquisitie met hare rechtbanken en haar strafwetten. Zelfs de suggestie van vrij onderzoek, van een onafhankelijke opinie kan in deze nauw omschreven, potdicht afgesloten geestesbanen niet geoorloofd worden, of die suggestie van buiten komt of van binnen.
Vanuit den gezichtshoek Hitler-Mussolini is die dwang normaal en volmaakt logisch. Wanneer er een middel bestond om zich op den Duitschen en Italiaanschen gezichtshoek in te richten zouden zij geen seconde aarzelen, al was 't alleen maar om overbodige twistpunten te vermijden. Dit liberalisme is des te verdienstelijker daar de Franschen zich oudergewoonte onmogelijk kunnen verbeelden hoe een grap, zuur of zoet, hoe een beschuldiging, gegrond of verzonnen, hoe zelfs de vergiftigste achterklap iemand zou kunnen schaden. Clemenceau, Briand, Poincaré, Caillaux, Malvy, Chautemps, Daladier, en honderd anderen... Tonnen modder zijn over hen uitgeschud en zij varen er niet slechter bij. De afzichtelijkste laster heeft in Frankrijk nimmer een carrière gebroken. Maar van den anderen kant zien de Franschen niet hoe dat protectionisme van Italiaansche en Duitsche staatsdogma's geharmoniseerd kan worden met hun elementairste begrippen van vrijheid. Dit is het eenige punt waarop de Franschen totalitair zijn, absolutistisch, en 't altijd waren. De vrijheid van gedachte, van opinie, van voelen, is, of is niet. Zij kan niet bestaan voor de helft of voor driekwart. Nooit zal een Franschman admitteeren dat de vrijheid ophoudt bij een zekeren grenspaal, voor een zekeren rang, voor een zekere waardigheid, of dat zij zich moeten plooien naar sommige gelegenheidsstandpunten, naar min of meer arbitraire modellen. Men kan een gedachte beletten te reizen, zich te verbreiden. Niemand echter heeft het recht of de macht om te verbieden dat een gedachte zich vormt.