Isolatie
Men heeft de zonderlinge impressie dat er niets meer gebeurt, dat alles is opgeschort. Er bestaat geen muziek meer, geen tooneel, geen literatuur. Natuurlijk bestaan zij nog, maar wij vernemen ze uit de verte, als uit een andere kamer, gescheiden door een dikken wand en gedempt. Het directe contact ging verloren en de stemming, de geluiden met de sensaties welke zij dragen, bereiken ons langs een omweg.
Zij hebben geen vat meer. Zij glijden langs ons heen. Hun accent is onmachtig om het isoleerende scherm dat ons omringt te doorboren. Op kwesties, waarvoor men zich ouder gewoonte druk maakte, zich opwond, warm liep, kijkt men nu neer met denzelfden onverschilligen, afwezigen blik. Geen enkel probleem nochtans is opgelost en als men uit den tooverboei ontwaakt zal men zich bevinden voor moeilijkheden die onoverkomelijk schijnen.
Men weet 't, maar het dringt niet door, het wordt geen bewustheid. Van de kranten interesseert alleen de eerste pagina met haar vette koppen en het laatste nieuws. Kort geleden publiceerde de ‘New-York Herald’ een hoofdartikel waarin iemand met een stalen gezicht het voorstel opperde om het eiland Corsica af te staan aan de verdreven Joden. Alle Corsicanen zouden met een billijke schadevergoeding naar Frankrijk verhuizen en het erfgoed hunner voorvaderen overdoen aan de vaderlandlooze zonen van Israël, die men ten slotte toch ergens zal moeten bergen. Anderen hebben Madagascar voorgespiegeld als toevluchtsoord der rampzalige zwervers voor wie de aarde te klein werd. De groote Arbeidersorganisatie van Jouhaux had zelfs den niet te onderschatten moed om aan de ongelukkige zondebokken van Hitler de gronden aan te bieden welke braak liggen in Frankrijk. En in gewone tijden zou men van zulke plannen een drama gemaakt hebben, een klucht of een ernstige zaak. Vandaag komen en gaan ze als belletjes op het water.
Gelijk de kip niet verroert voor wier bek men een krijtstreep getrokken heeft, zoo tuurt de mensch naar een en 't zelfde punt van zijn grenzenloozen horizon. Een dokter meldt dat hij redenen heeft om het gif van padden als geneeskrachtig te beschouwen voor kanker. Misschien deed hij een ontdekking die duizenden verlossen kan van hun martelingen. Maar niemand bekommert zich over een dergelijk bericht. Wat zou men malen om duizenden lijders waar millioenen gezonden wellicht zijn opgeschreven voor een vroegen dood? Wie wist dat er nog ondoordringbare wouden waren in Frankrijk? Om slechts één dezer echte oer-wouden te ontginnen heeft men twaalf duizend werkloozen aan den arbeid gezet. Een economisch evenement, daar Frankrijk hout-exporteur wordt. Een evenement dat overal de aandacht en een zeker enthousiasme zou wekken. Hier begroet men dergelijke grootscheepsche ondernemingen met een grauwe onverschilligheid, want men heeft een andere zorg die alles overwoekert en alle belangstelling verstikt. Niets interesseert niemand, behalve die sombere stip aan den gezichtseinder, waar vlammen flitsen en flakkeren. Dat de Bretonsche autonomisten van Breiz Atac (Bretagne Altijd) en Gwen Ha Du (Zwart en Wit) zich opnieuw roeren, dat zij opnieuw hun oproerige vlag hijschen met de zwarte en witte strepen, dat zij (juist nu!) over ruim geld beschikken waarvan de herkomst slechts al te gemakkelijk geraden kan worden, dat loopt ieder langs de koude kleeren. ‘Met het geval van die Sudeten, zegt het gewone volk, heeft men nergens lust of trek in.’ Een minister van financiën kan dus gerust een budget van uitgaven opmaken waarvan de bladzijde der inkomsten voor meer dan de helft blanco blijft. Hij is de eenige die zich daarom misschien bekreunt.