Hitler's stem
Geaureoold nog door de slot-fanfares der verrukkende ouverture teekent de stem van Hitler zich af op een plotselinge stilte. Zijn exordium is een deceptie. Het heeft accent, maar niet het accent dat men ducht en nochtans wenscht als een vervolg op de bevlogenheid der melodieën. Het is louter retrospectief, een historisch overzicht van de geschiedenis der Nazistische Partij, en interesseert de Franschen niet, die zich zin voor zin het gesprokene laten resumeeren door welwillende vertalers waaraan het niet ontbreekt in het dichte publiek. De betoovering is verbroken. Al knetteren later de woorden als vlammend rijshout, of al perst de spreker de lettergrepen soms uit zijn keel alsof een woede hem den strot toesnoert, de begoocheling, de hypnose (verwekt door de muziek) zal niet worden hersteld. De Franschen zijn ontnuchterd en gedesillusioneerd.
Wat hadden zij dan willen hooren uit het mysterieuze, sprookjesachtige Nürnberg, traditioneel bekend om zijn kinderspeelgoed? Gaarne hadden zij vernomen wat dat eigenlijk is de Sudeten. Zij kennen vaag de Tsjechen (met hun curieuze manie om tweeklanken te verhaspelen spreken zij uit ‘de Steken’, ‘les Stéso’) omdat een aantal Tsjechen als arbeiders en dienstboden naar Frankrijk kwam afgezakt. Maar ‘Sudeten’ beduidt voor hen een duister, mythologisch woord, een geluid zonder inhoud, waarmee ze niet het minste contact hebben. Opeens zijn die Sudeten uit de lucht gevallen. Een paar maanden, een jaar geleden bestonden zij nog niet of nauwelijks. Plotseling verschijnen zij als duivels uit een doosje, zetten Europa ondersteboven, brengen de lont bij 't kruit, stellen zich aan als bezetenen, maken ieder overstuur en drijven een wereld naar de randen van afgronden.