Hoe langer hoe krasser
Het drama van het graanbureau in Frankrijk, dat geen weg wist met het teveel aan graan.
Parijs, 2 Juli [1938]
Wat hieronder volgt moest eigenlijk behandeld worden in een speciale rubriek die een titel zou dragen als Abracadabrantiana, naar het Kabalistische woord waarmee men vroeger tooverde en tegenwoordig een toppunt van nonsensikaliteit uitdrukt. De zaak in kwestie zou uitstekend als onderwerp kunnen dienen van een sketch voor een koppel hoog-komieken in een burlesken film. Met dit verschil ondertusschen dat men op het witte doek niets ervan zou gelooven; dat iedereen zou zeggen: neen, dat kan niet, dat is onmogelijk, dat gaat te ver.
Laten wij niettemin probeeren het geval te vertellen met een stalen gezicht. Ziehier dan de zooveelste reis van Gulliver, of de zooveelste grap van Uilenspiegel, die we zullen noemen ‘Koren op den motor’. In plaats van op den molen natuurlijk.
Langs de akkers van het mooiste land onder de zon liet de oogst van het jaar 1938 zich prachtig aanzien en twee maanden vóór er gemaaid werd, ijlden reeds boodschappers naar de groote mogols van dat rijk om hen in kennis te stellen van al het golvend goud dat wiegelde op de stengels. Waar de hemel elders te nat of te droog was gebleven viel er hier precies genoeg regen en de zon scheen er niet te hard. Het ideaal. Men telde dus de getallen bij elkaar en kwam tot de slotsom dat er ongeveer vijf en twintig millioen centenaars te veel zou zijn.
De eenvoudige menschen dachten: we zullen nu eindelijk eens goed brood eten, zooals in den tijd van olim, en goedkoop brood, en genoeg brood. Zij hadden 't mis, de eenvoudigen van geest, die nog leven in den droom van de vermenigvuldiging der brooden en die men in hun jeugd leerde (dat is niet zoo lang geleden) elk kruimeltje op te rapen en te benuttigen met een soort van religieus respect. Het brood werd niet beter en bleef duur; het werd zelfs duurder.