Het kon niet
Wat daar ook van zij, billijk of onbillijk, dwaas of wijs, de Minister van Financiën maakte opnieuw de sommen op van zijn ultra-labiel budget en constateerde melancholisch dat het niet kon. Noch voor de ambtenaars, noch voor de oudjes, noch voor de boeren. Hij zou doen wat in zijn macht lag, doch een stuiver was een stuiver. De socialisten, schijnbaar niet hardleerscher dan de ezel die zich geen tweemaal stoot aan denzelfden steen, wilden voor 't moment wel schipperen. Zij sloegen voor dat Daladier de kwestie regelen zou bij decreet. Dat ware voor sint-juttemis geweest, maar buiten hun schuld.
De communisten echter, veel leeper, veel gewiekster, en voornamelijk bedacht om klanten te werven voor de stembus, eischten een onmiddellijke, openbare, parlementaire behandeling van het geval. Aldus gebeurde. Maar zooals te voorzien was verviel men van bieden tot opbieden. Elk bod werd overtroefd met een opbod. Van opbieden raakten de twee marxistische neven weldra tot gekibbel. De een vond den ander deloyaal. Het gekibbel ontaardde in gebakkelei. Men vloog elkaar in de haren. Men bewerkte elkaar met den vuist. Men wachtte elkaar op in de wandel-gangen als in een bosch. Van links waaide de ruzie over op uiterst-rechtsch. ‘Naar Moscou!’ schreeuwden de eenen. ‘Naar Berlijn! Naar Rome!’ brulden de anderen. Hoewel de radicale middenmoot haar kalmte bewaarde viel er met de edelachtbare député's geen land meer te bezeilen en Daladier zond allen naar huis, met vacantie, voor onbepaalden tijd. Onverwijld kondigden de communisten aan dat zij over het geheele territorium veertig meetings gingen houden om de socialisten tot verantwoording te roepen van hun lafheid.