Tusschen ja en neen
Het standpunt van het Fransche gouvernement is, dat niets de verbintenissen om samen overleg te plegen en elkaar te helpen, welke Frankrijk en Tsjechoslovakije in 1924 '25 hebben aangegaan, zou kunnen verzwakken.
Parijs, 27 April [1938]
Gelijk de helden van Homerus, alvorens den strijd aan te binden, tegen elkaar uitvaren, zoo razen op 't oogenblik weer in twee machtige koren de dappere zonen van Frankrijk. Zij kunnen 't absoluut niet ééns worden of zij moeten gaan vechten, - en sneuvelen -, voor de Tsjechen, ja of neen. Want wanneer niet alle voorgevoelens, teekenen, voorboden en andere vermaningen bedriegen, dan naderen wij het kritische moment waarop er iets gebeuren gaat, en 't is van 't uiterste gewicht om vooraf nauwkeurig vast te stellen welke houding men zal innemen tegenover de onheilzwangere eventualiteit.
Dit is tenminste het nut van disputen die niets verhinderen en die in alle opzichten zeer ongelegen komen. Zij dienen tot niets. Maar hoe heviger men nu krakeelt, des te meer kans bestaat er dat de twist geluwd is op het uur dat de beslissing zal vallen. Moet het signaal gegeven worden der mobilisatie, dan is de zaak van alle zijden bekeken, dan is men er ook over uitgepraat.
Een minuut, langer dan een week, heeft het lot der jonge republiek van Masaryk en Benesj bezegeld geschenen. Dat was toen Le Temps een hoofdartikel publiceerde van Joseph Barthélemy, waarin deze zeer eminente en gerenommeerde specialist der internationale jurisprudentie twijfelachtige rechten plaatste tegenover stellige feiten.
De stellige feiten kende iedereen sinds geruimen tijd. Zij spruiten voort uit de hybridische structuur van den Tsjechoslowaaksche Staat, uit de onmogelijkheid om drie duizend kilometer grenzen te verdedigen, gekneld tusschen de Duitsche tang en van drie kanten bedreigd; uit de ligging van Frankrijk, de dubbelzinnigheid van Rusland, de vijandigheid van Italië, de onzekerheid van Engeland, enzoovoort.
Van de twijfelachtige rechten evenwel hadden de Franschen nog nimmer iets vernomen. Volgens den befaamden en gezaghebbenden professor kwamen die rechten hierop neer dat de aanspraken welke Praag kan maken op den Franschen steun berusten op het Verdrag van Locarno, dat het Verdrag van Locarno geschonden werd door Duitschland, dat dit verdrag, zonder opgezegd te zijn, min of meer in onbruik geraakt was bij zijn overige onderteekenaars, en dat de rechten die erop gebaseerd zijn dus minstens dubieus worden, om niet te zeggen nul.