Een onmisbare noot
Alle vier die dit jaar heengingen naar het rijk van Proserpina waren in hooge mate verdienstelijk, doch de grootste hunner, door den aard van zijn wezen, door de verscheidenheid, den overvloed, de doordringendheid zijner radiaties, was zonder twijfel Ravel. Men zou in de evolutie der muziek een Widor, Pierné en Roussel desnoods kunnen schrappen zonder te merken dat zij gemist worden. Ravel echter kan men niet ontberen zonder onmiddellijk te bespeuren dat een noot ontbreekt in het universeele accoord. Een essentieele noot. Hij is een der weinigen geweest die de eindelooze melodie, aangeheven in den nacht der tijden, men weet niet waarom, noch hoe, noch waartoe, heeft voortgezet.
Niet talrijk onder de menschen zijn zij van wie men met zekerheid kan zeggen dat dezelfde innerlijke gloed hen bezielde welke den nachtegaal drijft tot het intoneeren zijner hymnen. Een dier uitgelezen, kostbare instrumenten was Ravel. Diepe, ongekende, streelende, troostende, verrukkende tonen stroomden naar hem toe en hij gaf hun gestalte, vorm en accenten in klanken van vuur, in klanken zacht als bloemengeur, welke men telkens weer waande te droomen hoe dikwijls men ze ook gehoord had.
Het is spreekwoordelijk om te zeggen bij het verscheiden van een meester dat hij onvervangbaar was. Maar voor den tweeden keer sinds ik mij rekenschap kan geven van intrinsieke waarden heb ik den indruk dat het woord onvervangbaar een harde, vlijmende werkelijkheid vertolkt. Eerst bij Gustav Mahler die een heelal in zich droeg, dat hij meenam naar gindsche zijde van onzen horizon. Nu bij Maurice Ravel. Een opvolger van Mahler was even ondenkbaar als een opvolger van Rembrandt. Een opvolger van Ravel is misschien denkbaar doch zoover als onze waarneming reikt bestaat hij niet. Hij is de laatste eener reeks.