Asmodée, een nieuwe kwelduivel
De intellectueele Franschen en hebben zich verslingerd aan een personage, dat ruim een maand geleden nog niet eens bestond...
Parijs, 24 December [1937]
Men vertelt van de Byzantijnen, dat, terwijl de Turken hun stad belegerden, de verdedigers zich amuseerden met hersenschimmige futiliteiten als disputen over de sexe der Engelen. De eenen beweerden dat zij man waren, de anderen vrouw, de derden dubbelslachtig, de vierden geslachtloos, en dat duurde tot de inneming der vesting. Wij hebben dit zonderling verhaal altijd geloofd, zonder overigens ons een juiste voorstelling te kunnen maken van die oratorische schermutselingen.
Maar tegenwoordig, terwijl menige nieuwe Turk in aantocht is, een Turk langs de stranden van Noord-Africa, een Turk in de Levant, een Turk in 't Verre Oosten, een Turk aan den Rijn, een Turk aan de Alpen, en nu, terwijl de gevaarlijkste van al die neo Turken de Ville-Lumière reeds omsingelt met de Roode Ceintuur der bolsjewistische voorsteden waar ieder zweert bij Stalin, kunnen wij ons verbeelden hoe het ongeveer moet zijn toegegaan in Byzantium. Want de gelegenheid wordt ons geschonken om den wonderlijken fabel te toetsen aan een niet minder vreemde werkelijkheid.
De Franschen immers, wier ooren dagelijks tuiten van de fanfares der naderende klaroenen, hebben zich verslingerd aan een personage dat een maand geleden nog onbekend was en niet eens bestond. Het is gelijk ik zeg.
Terwijl het profanum vulgus zich blijft vergapen en verlustigen aan het monster Weidmann, begon het intellect zich te passionneeren voor zekeren Blaise Couture. De een ziet hem zus, de ander zoo. Piet beschouwt hem als de incarnatie der schijnheiligheid. Een Tartuffe. Klaas houdt hem voor den demon der perversiteit. Een Raspoetin. Voor Jan belichaamt hij de gluiperige ambitie.
Hier kan men hem niet luchten of slikken. Ginds wordt hij met ingespannen aandacht onderzocht als een ongehoord en onbekend fenomeen, alsof eindelijk de fameuze zeeslang was aangespoeld, alsof men het skelet had opgedolven van den Minotaurus, het geraamte der Sfinx van Thebe. Daarover zet men reusachtige boomen op. Men loopt warm en gordt zijn beste harnas aan. Men verdeelt zich in verschillende kampen, men haalt oude stokpaardjes van stal en men trekt van leer. Evenals Don Quichotte: met den heiligsten ernst, met stalen gezichten, met verwoedheid, als ware ridders.