Het gegeven
Tot zoover is alles normaal. De député verlangt oprecht zijn mandaat te behartigen volgens de eischen van een nauwgezet geweten, volgens zijn plicht. Maar hij is tevens lid van den Raad van Beheer eener financieele onderneming en op een kwaden morgen plaatst hij zijn handteekening onder een papier dat zijn vennootschap machtiging verleent tot het plegen van handelingen welke later ontmaskerd worden als frauduleus en die hem blootstellen aan gerechtelijke vervolging. Henri Clerc, die niets verergeren wil, laat zijn toeschouwers nog de keuze: zij mogen Pélivier houden voor een naïeveling, een onwetende, een onverantwoordelijke. Dat is zeker beter dan een schurk. Doch zijn dit aanbevelenswaardige eigenschappen voor een gemiddeld parlementslid?
Eenmaal op deze helling, glijdt Pélivier naar beneden als van een leien dakje. Vroeger heeft hij een concurrent bij de stembus, een zekeren Delorme, betrapt op belastingontduiking en doen bestraffen. Uit louter plichtsvervulling. Die Delorme echter krijgt lucht van de malversaties welke Pélivier wettigde met zijn signatuur, en tot overmaat van ramp wordt Delorme benoemd tot administrateur der maatschappij welke de aanklacht indiende. Pélivier is derhalve overgeleverd aan zijn bittersten vijand. Terwijl de verkiezingsstrijd in vollen gang is wacht hem te Parijs de rechter van instructie. Hij zoekt een uitweg, een achterdeurtje om te eclipseeren, want hij voelt zich plotseling, hoewel een beetje laat, de vrouw van César. Het eenvoudigst en het fatsoenlijkst voor een onbesproken man ware zijn mandaat neer te leggen, de verantwoordelijkheid te dragen en de ruïne te aanvaarden. Doch er is een voordeeliger oplossing. De rechtschapen vrouw van Pélivier, heldhaftig en aandoenlijk, begeeft zich naar zijn beschuldiger Delorme en marchandeert de intrekking der aanklacht tegen het afstaan van Pélivier's député-zetel aan genoemden Delorme, de ex-fraudeur, of aan een van diens creaturen. De koop wordt gesloten. De biljetten der kiezers van Pélivier zullen simpel van candidaat verwisselen zonder dat de stemmers ooit de eigenlijke reden zullen kennen der adresverandering.
Nooit is op een Fransch tooneel de kiezer zoo onbewimpeld afgeschilderd als gedwee, onmondig stemvee dat men ongegeneerd te grazen neemt, onder voorwendsel van hoogdravende principes. Doch de mensch wikt en het lot beschikt. Als de opvolger van Pélivier arriveert te Parijs, zijn wij precies aan den vooravond van 6 Februari 1934. De stad is in rep en roer. De Kamer wordt belegerd door een opstandige volksmenigte. Er wordt geschoten. Er vallen dooden en gewonden. Eensklaps gaan de oogen open van den nieuweling die evenmin uitmunt door snuggerheid als zijn voorganger. Hij merkt, te drommel, wat Pélivier hem had kunnen leeren, dat er aan 't metier van afgevaardigde eenig risico verbonden is. Een plotselingen schrik, een paniek bekruipt dezen dappere. Alle lust om de natie te vertegenwoordigen vergaat hem. Fluks herroept hij den ruil... Met de belofte dat van de rechtsactie zal worden afgezien. En Pélivier, ondanks de malversaties, blijft député, terwijl zijn zoon, die fascistische neigingen heeft, sarcastisch toekijkt en er 't zijne van denkt. Men bewijst hem per slot dat de vrouw van César heden ten dage gerust eenige misstappen mag wagen mits niets ervan uitlekt.