De wereld-haven Parijs
Het Kopstation van de wereld Kunstmatige landingshaven voor trans-atlantische vliegbooten
Parijs, 13 Nov. [1937]
De inwijding van het eerste Parijsche vliegstation is geschied met des te meer plechtigheid en praal daar men er langer dan billijk was op gewacht had. Niet alleen omdat het kant en klaar had moeten zijn bij de opening der Internationale Tentoonstelling, terwijl het op 't nippertje en meer en gros dan en détail gereed kwam bij hare sluiting. Maar vooral omdat vanaf 1919, jaar waarin 't Fransche luchtvaartverkeer zijn wieken begon uit te slaan, tot op den dag van heden, Parijs qua vliegstation zich moest behelpen met een restaurantje, klein en primitief als een dorpscafé, met enkele onooglijke te hooi en te gras opgetrokken kantoorgebouwtjes, met een aantal vervelooze loodsen, en met een hek dat het veld scheidde van den straatweg.
Wanneer het regende of snerpend woei over de vlakte welke plat is als een Hollandsch landschap, doch veel uitgestrekter en ruimteloozer, vond de moderne reiziger geen andere beschutting dan een tochtige, koude hangar, of de vleugels van een toestel. Nergens was een aftandsch, verfomfaaid tooneel zoo vierkant in tegenspraak met wat men zich verbeeld had, of wat men zich droomen kon over een décor dat voegde bij de groote, mechanische vogels die brieschend uitvlogen naar de wolken en geruischloos neerzweefden uit den hemel.
Dat was pittoresk, als men wil, die ontmoeting van een oude en een nieuwe eeuw, die encanailleering van den geraffineerdsten vooruitgang een schoremen achterstand, die versmelting van twee der tegenstrijdigste stijlen. Het contrast werd nog aangedikt door de kleinsteedsche, gore huisjes, de rommelige barakken, de vunzige krotten der ‘zone’, de beruchte Parijsche zone, bewoond door gepeupel in flarden, tusschen welke men wegreed naar de Ville-Lumière, in een gangetje van vijftien kilometer per uur na uitgestapt te zijn uit een machine welke eer thuis hoorde op een andere planeet dan tusschen dit morsige, slonzige brok menschdom.