| |
Een omwentelaar
Een nieuw opzienbarend boek van Tardieu tegen de corruptie van het Fransche parlementarisme: ‘La Profession parlementaire’
Parijs, 6 November [1937]
Ongeveer een jaar geleden publiceerde André Tardieu ‘Le Souverain Captif’, waarin hij aantoonde dat het Algemeen Stemrecht in Frankrijk een karikatuur, een mystificatie was geworden, dat de zoogenaamde Volkssouvereiniteit niet meer bestaat (wanneer ze ooit bestaan heeft) en dat de oppermachtige gebieder als een ballon aan zijn kabel, als een tamme beer aan zijn ketting, wordt om den tuin geleid door de kleine en minderwaardige kliek van degenen die hem exploiteeren. Alles wat eermaals gegolden had als een heilig, onschendbaar principe, wordt schaamteloos met voeten getreden door hen aan wie de Franschen de uitoefening toevertrouwen van het gezag. Niets van die principen was overeind gebleven en niets was ervan gered in de langzame ontaarding, zelfs niet de schijn. De geheele mechaniek van Frankrijk's staatsvorm berustte op leugen, bedrog, zwendel en de verachtelijkste kwartjesvinderij.
De tijdgenooten waren verstomd. Zij lazen het boek en zwegen het dood.
Niemand wist er raad mee. Alle partijen, zoowel rechtsche als linksche, zoowel reactionnairen en gemodereerden als de progressisten, blauwen, witten en rooden, had Tardieu over denzelfden kam geschoren. Niemand werd gespaard.
Maar in geen enkel van de twintig kampen der Fransche politicasters ging een woord op van protest en nog minder waagde men zich aan een poging tot weerlegging. Daar het in Frankrijk geenszins ontbreekt aan mannen, die begaafd zijn voor de polemiek, mocht uit de gedweeheid hunner houding veilig worden afgeleid dat in Le Souverain Captif niets te weerleggen viel, zelfs geen onderdeelen. Het boek stond als een paal boven water, boven het water der modderplassen welke het beschreef met een glimlachend sarcasme.
| |
Een tweede boek
Doch één paal is niet voldoende om de richting aan te wijzen van een weg die ergens voeren kan, en in dezen herfst gaf Tardieu ‘La Profession parlementaire’ uit. Het werd geschreven, evenals het vorige, onder de mimosa's van Menton, waar hij zich heeft teruggetrokken, ontoegankelijk voor iedereen. In een dolce far niente en een schijnbare onverschilligheid wacht hij het effect af van den schok. Met een ongeloofelijke kalmte, met goed humeur, zonder een greintje zwartgalligheid, hier en daar zelfs humoristisch, maar overal met de strengste zakelijkheid, zet hij uiteen wat zij, die den Gebonden Souverein aan touwtjes meesleepen naar de stembus, gemaakt hebben van een groote roeping die een misselijk beroep werd.
Hoeveel parlementariërs, van de Eerste of van de Tweede Kamer, kan men de hand drukken zonder zich te bevuilen? Ongeveer de helft. Laten wij zeggen veertig procent. Dit is de conclusie. Frankrijk wordt bestuurd en geregeerd door een meerderheid van schavuiten die het uitbuiten en leeg schudden zonder eenig hooger oogmerk dan hun eigen voordeel, terwijl de rest dergenen, die fatsoenlijk heeten, werkeloos en moedeloos naar de plundering toekijkt. Een bende vraatzuchtige ratten in een graanschuur.
| |
Naam en toenaam
Hij noemt ze met naam en toenaam. Camille Chautemps bij voorbeeld moge Premier zijn en als Redder beschouwd worden van het Vaderland, hij krijgt niettemin zijn beurt. En een verschrikkelijke beurt. Er is geen Franschman die zonder huivering de bladzijden zal lezen welke met een wiskundige droogheid en stelligheid de verborgen manipulaties ontleden van den minister die in de troebelste tijden aan het hoofd geplaatst werd van zijn land. Zwart op wit zulke beschuldigingen gedrukt te zien, glashelder voor ieder die lezen en redeneeren kan, en bij te wonen hoe de beschuldigde geen pink verroert, hoe hij zijn gang gaat alsof er niets gebeurd is noch gebeuren zal, hoe zijn collega's van het cabinet en van het parlement dergelijke betichtingen langs de koude kleeren laten glijden, hoe het gros der burgers aantijgingen aanhoort met een lijdzaamheid welke hen stempelt tot menschen zonder pit, zonder karakter, of erger nog, tot medeplichtigen van de infaamheden welke Tardieu een stalen gezicht denonceert, - al dat ongeloofelijke te moeten waarnemen als feiten, slaat den onbevangen toeschouwer die ik ben met een matelooze verbazing. Bij de geuren welke opstijgen uit ‘La Profession parlementaire’ kan men niet spreken van een riool, want een riool is nog nuttig. Het is een vuilnisput, een mestpoel waarvan de pestilente dampen door een geheel volk oogenschijnlijk zonder hinder en zonder weerzin worden opgesnoven.
| |
Niet uit rancune
Laten wij echter nog niet oordeelen alsof de Geboeide Souverein voor altijd buiten staat is om te reageeren. Ongetwijfeld had menigeen een flauw vermoeden van de vunzigheden eener instelling welke hij van kindsbeen leerde eerbiedigen. Maar voor den eersten keer wordt hem de schande eener situatie, de omvang eener verrotting, zijn verantwoordelijkheid voor het bederf, het gevaar dat hij erbij loopt, het nadeel dat hij ervan lijdt, in nauwkeurige termen bewust gemaakt. En niet door een buitenstaander. Doch door iemand die ‘van de partij’ is, door iemand van het vak. En niet door een vakman, die ontgoochelingen te wreken, rancunes bot te vieren, of een stembusnederlaag uit te wisschen heeft. Doch door iemand die vrijwillig afstand deed van zijn deputé-zetel, zijn ambten, zijn waardigheden, en de daaraan verbonden inkomsten.
Door iemand die dat besluit nam uit pure, ongeveinsde walging, gedwongen door zijn geweten, en geen beteren uitweg bespeurend. En vervolgens door iemand op wiens rang en beteekenis men volstrekt niet met een gerust hart uit de hoogte kan neerzien. En wie hier getuigt is ook niet iemand die zich gekrenkt, teleurgesteld zou mogen achten door de niet vervulling van normale droomen en ambities. Integendeel. Tardieu is het troetelkind geweest der Fransche Republiek, haar enfant chéri. Geen enkel der levende staatslieden doorliep met minder hindernissen een schitterender carrière. Hij débuteerde als attaché der ambassade te Berlijn. Hij vervolgde als cabinet-chef van Waldeck-Rousseau, een Premier van de eerste grootte. Dertien jaar lang schreef hij de hoofdartikelen van Le Temps. Gedurende twintig jaar was hij zonder onderbreking afgevaardigde. Tienmaal minister. Driemaal Premier. Hij stamt uit een patricische familie, sinds drie-en-een-halve eeuw gevestigd te Parijs. Het eenige ambt waarnaar hij nog had kunnen dingen is het Presidentschap der Republiek.
| |
De consequentie aanvaard
Dit is de man die, pas zestig jaar oud, helder van hoofd, gezond van leden, in een drastischen, optimistischen, brillanten stijl een philippica schrijft aan welks argumenten en betoogen een denkend, redeneerend wezen onmogelijk kan ontsnappen. Ziedaar wat ‘La Profession parlementaire’ onderscheidt van alle vorige pamfletten tegen de decadentie en de degradatie van het Fransche parlementarisme. Ziedaar wat Tardieu's boek uniek maakt in zijn soort, onberekenbaar in zijn gevolgen, onafzienbaar in de echo's die het kan wekken, in de reeds aanwezige stroomingen die het wellicht zal versterken. Dit is het eveneens wat aan de positie welke Tardieu koos haar absolute onaantastbaarheid verleent en wat zijn kracht verdubbelt. Ook Poincaré immers, Doumergue, Briand, Clemenceau, of in een reeds verwijderd verleden ook Guizot, Casimir, Périer, Gambetta, Waldeck-Rousseau, hadden zich beklaagd over de schadelijkheid en de wandaden eener instelling welke de besten, ontmoedigd, doemt tot machteloosheid tegenover een meerderheid die van nature ademt in een sfeer van laagheden en schandaal. Van die sporadische klachten echter hadden zij nimmer de consequentie getrokken. Nauwelijks was de bekentenis over hunne lippen of zij berouwde hun. Uit zwakheid, uit ijdelheid, uit routine, of misschien ook om de teugels niet in handen te laten vallen van de slechtsten, schikten zij zich in het onvermijdbare, hervatten zij het pijnlijke juk en gehoorzaamden aan wat zij verfoeiden met wanhoop. Tardieu is de eerste die breekt met dit systeem van halfslachtigheid. Hij volgde zijn gedachte tot een uiterste waar zij daad moest worden, en eenmaal de overtuiging verworven hebbende, vond hij den durf om niet te aarzelen voor een conclusie die eischt: tout chambarder, alles omverwerpen, alles onderste boven zetten, alles sloopen om opnieuw te bouwen.
| |
Quo vadis?
Toen Tardieu, bijna tien jaar terug, voor 't eerst een ministerie vormde werd hier geschreven: Frankrijk zal gaan tot waar Tardieu gaat. Nu meer dan ooit blijft het de kwestie tot waar Tardieu wil gaan. Met een handvol gedecideerde aanhangers, en na een voorbereidend artillerie-vuur met boeken als Le Souverain Captif en La Profession parlementaire, dat alle bekende stellingen vergruizelt, kunnen zijn theorieën en overtuigingen hem ver brengen.
[verschenen: 25 november 1937]
|
|