De herrezen kathedraal van Reims
Wat de kanonnen aan schoonheid vernielden
Het lot beschermde Henri Deneux
De glimlach van den steenen engel, even beroemd als de glimlach van de Mona Lisa
Na twintig jaren arbeid
Parijs, 20 October 1937
Het was kort na den oorlog dat ik de Kathedraal van Reims gezien had voor de laatste maal. Als een geblakerde ruïne, zonder dak en zonder vensters, omringd van de houten huisjes, waarin de bewoners hun weggevaagde stad voorloopig hadden herbouwd. Boven het verminkte midden-portaal spelde men het besmookte opschrift: Deo Optimo Maximo, aan den besten, hoogsten God. Hoewel de meeste oude kerken deze wijdings-formule dragen was het alsof ik haar voor 't eerst van mijn leven las, als een reiziger die toevallig een inscriptie ontcijfert tusschen de puinhoopen eener verzonken wereld.
Hier had ook Jeanne d'Arc gestaan, de heilige Lodewijk, de vier-en-dertig Fransche koningen die in dezen tempel gezalfd werden. Ik zag ze in den geest voorbijgaan met hun muziek en hunne vaandels. Een optocht van zeven honderd jaren. Hoeveel bommen waren noodig geweest om dit monument van schoonheid en geschiedenis te maken tot een stapel bekwalmde afbraak? De eerste viel in September 1914. Tusschen Mei en Juni 1918 telde men er nog 287, zoowel brandbommen als springbommen van de zwaarste kalibers.
Toen de kanonnen zwegen waren 7 steunbogen verbrijzeld, 15 gebroken, 13 pinakels gesloopt, een conterfort vermorzeld, het gewelf ingestort, alle glasruiten versplinterd, de reusachtige balken der zoldering in asch gelegd, vier honderd duizend kilo lood der dakbedekking als een gloeiende regen neergestroomd door de waterspuiers, een der groote pijlers van den kruisbeuk ontwricht door een granaat van 340, het carillon, de klokken, de twee meter hooge koperen engel welke diende als windvaan gesmolten, 21 standbeelden der portalen verminkt, 23 beelden van de galerij der koningen vernietigd, alles wat brandbaar was verkoold, alles wat niet vlammen kon of smelten, geroosterd. De verwoesting was dermate deerniswekkend dat men er ontzind het vermogen om te spreken, te denken, te voelen bij verloor. En bij den ingang, waar men door de zuilen van het transsept heenkeek naar een leegen horizon, als door het geraamte van een ontheisterd woud, noodigden achter een planken versperring twee offerblokken den toeschouwer en voorbijganger tot een bijdrage in de kosten van den herbouw. De schade werd toen geschat op honderd veertig millioen francs, en om totale instorting te verhoeden moest men beginnen met het optrekken van een muur van 38 meter hoogte en anderhalve meter dikte, die de Kathedraal tot voor kort geleden dwars door het midden in helften verdeelde.