Plaag en plundering
Veertig, twintig, tien milliard, ziedaar de limieten der jaarlijksche verliezen, onttrokken aan de koopkracht van een volk en aan den gezonden, redelijken handel. Zouden de befaamde middeleeuwsche roofridders, zelfs de niet minder befaamde haaien der Beurs ooit mooiere en constantere recettes geboekt hebben? En ten behoeve van wie of van wat? Ten voordeele van janhagel, canaille, gepeupel en crapule, dat alle wetten, alle zeden tart, in vorstelijke automobielen als meesters rondrijdt en orders uitdeelt tot op de commissariaten van politie terwijl zij een land als sprinkhanen en ratten kaalvreten.
Ziedaar de afzichtelijkste vorm van kapitalisme dat Blum verzuimd heeft te bestrijden. Kende hij 't niet? Komaan! Sinds ettelijke jaren wordt op de Fransche lagere scholen voor de leering der jeugd een film afgedraaid, waarop naast de alcohol en diverse microben de machine à sous in haar functionneering wordt tentoongesteld als een der plagen welke de welvaart vernietigen van een volk en van een familie: de vader, die op de betaaldag zijn hele loon verspeelt of een kind zijn boodschappengeld!
Deze plundering van den armen, kleinen man, van het proletariaat heeft meer dan vijftien jaar geduurd. Tot het te erg, te bar, te kras werd. Daaraan kan het verstand, het inzicht, het karakter gemeten worden van den doorsneewerkman. Daaraan kan eveneens de nuttigheid, de zorgzaamheid, het intellect getoetst worden van wettenmakers en regeerders! Wij danken het niet eens aan hen, maar aan het eigengerechtigd ingrijpen van een toevallig en kortstondig dictator dat wij voorloopig weer een trapje hooger kunnen stijgen dan onze voorouders van twintig eeuwen geleden, de Galliërs, Germanen, Teutonen, Bataven en Katten, die, zooals de geschiedenis verhaalt, hun have en goed, hun vrouw en hun kroost plachten te verdobbelen.
[verschenen: 18 september 1937]