Lichtfeest
Gedurende Juli en Augustus zijn bijna alle avonden zoel geweest, zomersch en verkwikkelijk. De nacht valt te tien uur ongeveer en uit de langzaam verdichte schaduwen van het duister gloort plotseling het ijzeren kantwerk van den Eiffel-toren, van onderen tot boven geïllumineerd in al zijn geledingen.
Hij is op den donkeren achtergrond als het negatief eener foto dat men bekijkt tegen het licht. Wat saillant is op den afdruk is blank op de film, en zoo, doorschijnend, een fantastisch spinneweb geweven langs den zwarten hemel, als een cyclopisch, fijn-geteekend hiëroglief, als een hypnotiseerend spijkerschrift, rijst de metalen toren tot in de nabijheid der verbleekte sterren.
Aan de oevers der Seine liggen booten gemeerd waar evenveel electriciteit ontwikkeld wordt als door de centrale eener groote stad. Hun dozijnen zoeklichten zenden vlokken van glans over de stille golven, langs den horizon, omboorden een zwervende wolk met zilveren franjes, ijlen heen en weer, verdwalen in het witte schijnsel van Jupiter, stroomen samen tot een wazigen bundel als in een accoord en hervatten hun geluidloos spel van dansende lijnen.
Er liggen langs de beschaduwde oevers der rivier ook onzichtbare booten gemeerd met pompen en eensklaps spuiten uit het midden der Seine hooge cataracten op, stuivend schuim, helder gestreepte, pluimende stralen, compacte hoozen, doorkruist, doorcirkeld, omvlochten met figuren van water, een schilderij van vloeibaar platina in het geglim der schijnwerpers. Dan begint ergens in een hoek een pianist te tokkelen op zijn lichtklavier. Hij goochelt het klaterende water om in ruischende regenbogen, in visionnaire bloemen, in vreemde, futuristische borduursels van gemoireerde stoffen, titanische batiks, die zacht lijken te fladderen op een zwoele windvlaag, in fantomen van mousseline en zijde, of in teekeningen, geometrisch als kristallen en schelpdieren.
Tegelijk zoemt, schalt of gonst een muziek uit den rank getwijgden Eiffel-toren. Een klank, een rhythme, een melodie tracht te harmonieeren met het sproeiende, prismatische waterballet. Volgens een ouden droom, welke men hier poogt te verwezenlijken, moeten de trillingen van een toon in hoogere octaven correspondeeren met de vibraties der kleur en versmelten tot een unisono. Illusie en onvervulbare waan. Verkeerd aangepakt probleem bovendien, daar men alle geluid concentreerde in één punt, in den Eiffel-toren als pyramidalen buikspreker, in plaats van de muziek te fragmenteeren, te diffuseeren rondom het symphonisch gedicht van kleur en water.