Aan Blum te danken
Deze datum in zijn leven, die misschien een datum zal worden in de geschiedenis van Frankrijk, dankt Maurras aan Léon Blum.
Van alle deugden die een mensch bezitten kan, of die hij veinzen kan te bezitten, is er geen waarvan zooveel effecten uitvloeien op de verbeelding en 't gemoed als de edelmoedigheid, de groothartigheid. Zij ontwapent den vijand, zelfs wanneer de vijand slecht geaard is. Voor zoover zij hem niet ontwapent, verzwakt zij hem in zijn veerkracht en weerstandsvermogens. Gehuicheld of oprecht, zij versterkt daarentegen hem die haar beoefent. Zij brengt het goed recht of een schijn van goed recht aan zijn zijde. Zij verhoogt zijn moreel.
Zij vermeerdert zijn vitale energie. Alles wat winst is voor wie die zonderlinge, tooverachtige deugd in toepassing brengt, zet zich om in verlies voor hem op wien ze wordt toegepast. Van de weeromstuit doet zij ook hem die haar niet wil of kan beoefenen alles verliezen ten voordeele van den vijand, aan wien hij haar genaden geweigerd heeft. Dat kan niet missen. Het is automatisch als een beproefd chemisch recept. En Blum heeft dat ondervonden.
Laten wij een oogenblik aannemen, wat velen loochenen, dat Maurras het vonnis en de straf verdiende, uitgesproken en voltrokken wegens voorwaardelijke bedreiging met doodslag. Hij had geschreven: ‘Ik vermoord 140 parlementsleden, met mijn keukenmes, met het keukenmes van Charlotte Corday, als door hun schuld een oorlog uitbreekt.’ Onder die 140 parlementsleden bevond zich Léon Blum. Maurras, de logicus, de realist, haat Blum, den utopist, den wolkenkoekoeksheimer, met al het gif dat een slang in haar wijsheid, een filosoof in zijn onverbiddelijke abstracties kan uitbroeien. Honderd malen heeft hij Blum de hoedanigheid van belligerent ontzegd. Hij behandelt hem als een strandjutter, als een zeeschuimer, een lijkenroover die met de aasvogels de slagvelden afzoekt, als een ondier, als een galgebrok voor wien de kogel van een executiepeloton nog te eervol is. Hij noemt hem niet anders in zijn extravagante strijdschriften dan kameel, hond en jakhals. Op Blum paste Maurras het vers toe van Dante waar de poëet van iemand zegt dat het hoffelijk is met hem onfatsoenlijk te zijn.