Te mooi
Een geheele reeks naties heeft dus gedurende de eerste maanden van 1937 tweemaal, driemaal, viermaal, vijfmaal, sommigen tienmaal, enkelen vijftienmaal en twintigmaal meer aan Frankrijk geleverd dan zij van Frankrijk kochten.
Zoo betalen de Franschen hun tol aan de economische herleving der wereld.
Dat is prachtig van altruïsme. Dat is voorbeeldeloos. Het is bewonderenswaardig. Maar is het niet te mooi om te duren? En gesteld dat de Franschen (wier toonbeeld van de mobilisatie der douane, van verlaging der tarieven, bij lange na niet in dezelfde proporties door het meerendeel der handeldrijvende volkeren is nagevolgd) gesteld dat de Franschen die schreeuwende ongelijkheden blijven dulden, hoe lang zullen ze rijk genoeg zijn dat hun beenen deze weelde kunnen dragen?
Hun koopwaar verroert niet meer en niets is ongenadiger dan de cijfers.
In 1926, jaar van hun maximum, exporteerden zij voor 37 milliard, in 1936, met hetzelfde outillage, voor 8 milliard francs. Een val van bijna dertig milliard. De daling echter geschiedde regelmatig, zonder rukken, zonder schokken, haast onmerkbaar. Men tuimelde niet, men gleed. Alleen wie materiaal heeft om twee perioden te vergelijken, gescheiden door een voldoenden interval, bespeurt de buiteling en den schok. In 1931 b.v. exporteerde men voor 1413 millioen aan katoentjes; in 1936 voor 74 millioen. Wollen weefsels over dezelfde boekjaren: 1.098 en 157. Mode: 44 en 11. Porceleinen: 103 en 34. Pelterijen: 259 en 59. Glaswerk: 230 en 35. Automobielen: 835 en 523. Metaalarbeid: 1253 en 490. Onderdeelen: 630 en 190. Geen spoor echter van een plotselingen krach, van een breuk. Van lieverlede zinkt men weg tot de nabijheid der nulpunten.
De neergang voltrekt zich als een langdurige, kwijnende ziekte, welke het heele organisme aantast, sloopt, verteert. Er is geen enkele reden waarom zij zou ophouden. Geen enkel medicament hielp. Als 't zoo doorgaat zal de Fransche export in 1940 niet méér meten dan de tonneninhoud van enkele Rijn-aken.