Vermoeiend
De voornaamste afwijking van 't traditioneele plan welke Giraudoux zich veroorloofde is de vervanging van het Koor door een Bedelaar, half dronkelap, half waarzegger, en die geen blad voor den mond behoeft te nemen omdat iedereen de vage gewaarwording heeft dat hij een vermomde god zou kunnen zijn. De monologen van dezen buitensporig breedsprakigen hemeling beslaan gansche pagina's en hun ongebreidelde omslachtigheid is niet alleen de eigenschap van dien drastischen flapuit, gespeeld door Jouvet. Ook de overige personages verdwalen om de beurt in eindelooze tirades, variaties, intermezzi, ideologische, moreele, sociale, intellectueele, psychologische commentaren, glossen, deducties en andere verlengingen van het gegeven thema. Men kan den stijl van Giraudoux vergelijken met een vonkelend vuurwerk, maar ook met een voortdurende, ellenlange muggenzifterij. Dit is knap, dikwijks betooverend, soms verrukkelijk, doch zeer vermoeiend. De Franschen zelf beklagen zich dat zij Giraudoux in zijn ‘Electra’ niet kunnen bijhouden, dat zij den draad kwijt raken, en zij verbazen zich dat een acteur erin slaagt om zulke rollen van buiten te leeren en ze te vertolken zonder hakkelen. Een buitenlander hoe geoefend ook in de taal, bezwijkt nog tweemaal eerder onder zulken tekst en zijn stortvloeden. Het eigenaardige echter is dat men geen woord wil opofferen als men zoekt welke passage men zou kunnen schrappen.
Dit chef d'oeuvre mist per slot niets dan de concentratie en de directe emotie, gedempt, vol wijding, religieus, van ‘De Trojaansche Oorlog’.
Dit tekort is juist voldoende om het te laten vallen. Valt het evenwel dan blijft er behalve ‘Atlas-Hôtel’ op het gebied van tooneel (dat door de organiseerders der Expositie een beetje verwaarloosd werd) niets over dan de Balletten van Monaco onder leiding van René Blum, den broer van Léon. Daar echter, waar o.a. gedanst wordt op 't Viool-Concert van Mendelssohn, loopt het geenszins storm. Doch al liep 't er storm, als saldo van noviteiten is dat mager voor een centrum als Parijs.
[verschenen: 9 juni 1937]