Saai
Al deze contradictoire onsamenhangendheid, waarin fascisten en anti-fascisten om de beurt en naar hartelust kunnen rommelen, graaien, grabbelen, sprokkelen, maar die per slot geen van beiden bevredigt, al dat geschipper, gelaveer van allemansvriendjes, dat gehink op twee en meer gedachten had tenminste in de uitwerking pittoresk kunnen zijn, onderhoudend, levend, vermakelijk. Maar het mankeert elken élan, elke innerlijke drijfveer, elk accent, en in plaats van verkwikkelijk en enthousiasmeerend, werd het platvloersch en vervelend, saai als een Zondagsschooltje.
Wat de illustratie aangaat der twaalf componisten, onder wie Honegger, Milhaud, Ibert en de rest der muzikale fine fleur, het is wonderbaarlijk hoe al hun noten op elkaar lijken en hoeveel eentonigheid men distilleeren kan met twaalf temperamenten, die even verschillend, even harmonisch, even veelvormig en vereend hadden kunnen zijn als de 12 trappen hunner toonschaal. Nooit heeft een collectie componisten den hoorder perplexer achtergelaten met de vraag naar welken maatstaf hun muziek beoordeeld moet worden. Technische wetten hebben zij niet en willen zij niet. De vertolking van gewaarwordingen, emoties, sentimenten (het eenige wat muziek met een beetje nauwkeurigheid kan uitdrukken) versmaden zij als oude koek. Wat blijft er dan over? Niets dan de vrijheid om naar believen klanken op te stapelen, te knoeien en te kladden. Doch ook deze vrijheid blijkt verbijsterend suf en gruwelijk vervelend.
Gelijk echter in den tekst de Rabelais van Marcel Aymé ver boven zijn partners uitreikt, zoo zou ik onder het dozijn componisten een uitzondering willen maken voor de Jeanne d'Arc van Roland Manuel. Dit miniatuur-oratorium, gebouwd op expressief verwerkte middeleeuwsche motieven, verdient een plaats in de concertzaal. Maar dan zonder geflankeerd te zijn door de twee recitanten, die gecostumeerd in een roode maliënkolder (of pull-over) onder den naam van Gisteren en Vandaag, door de muziek heen een aantal toelichtingen declameeren welke men gaarne gemist had.
Twee geslaagde scènes zijn niet voldoende om deze jongste poging van totalitaire staatskunst te redden. Wie na Rusland, Italië en Duitschland nog bewijzen noodig heeft dat kunst geen regeeringszaak is, zal deze stelling voor de zooveelste maal onomstootelijk bevestigd vinden door het effect en de resultaten van ‘La Liberté’ in Frankrijk. Jammer voor de Vrijheid die er niet bij wint.
[verschenen: 31 mei 1937]