| |
De barmhartige Samaritaan
Parijs, 15 Mei [1937]
Een man lag uitgestrekt op de operatie-tafel van het gemeente-hospitaal van Lille dat uit vroegere tijden den naam behouden had van Hospice du Saint-Sauveur, van den Heiligen Verlosser. De zieke had de behandeling ondergaan van den pneumothorax, waarmee aan tuberculeuzen verlichting verschaft wordt door inblazing van stikstof, of eenig ander gas, in de borstholte, rondom de longen. Soms kan de operatie doodelijk zijn. Het gevaar vermeerdert, wanneer de patiënt na de behandeling geen absolute rust in acht neemt.
Toen de operatie was afgeloopen, belde de dokter de zaalknechten om den zieke naar zijn bed te brengen. Er kwam niemand. Hij belde nog eens. Er verscheen geen levende ziel. De dokter keek op de klok. Het was kwart voor één. Reglementaire schafttijd. Een kwartiertje geduld, het werk wordt te één uur hervat. Men gekscheert niet met den arbeidsduur in het hospitaal van Rijssel sinds de toepassing der veertig-uren. De wet is de wet. Een contract is een contract. En voor het etens-uur, gewoonlijk kalm, had men nog geen hulp-personeel aangesteld.
| |
Onmenschelijk
Maar de zieke moest vervoerd worden en geholpen, want de operatie heeft op zijn ingewanden gewerkt. De dokter kijkt naar de klok. Het is tien minuten voor één. Hij belt weer eens voor niemendal en besluit de zaalknechts te gaan halen. Hij vindt ze met hun vieren bezig een kaartje te leggen. Hij zet hun den toestand uiteen, parlementeert met hen, tracht hen te overreden. Te vergeefs. Zij zijn onwrikbaar. Hij krijgt slechts dit antwoord: te één uur begint onze dienst. Zoo redeneerde ook Shylock.
De dokter keert terug naar zijn patiënt en ziet de operatie-tafel ledig. De zieke, die het niet meer kon uithouden, was opgestaan en weggestrompeld. Waar kan hij zijn, de ongelukkige? Zijn dokter behoeft hem niet lang te zoeken. Hij ligt midden op een trap. Bewusteloos? Neen... morsdood.
Het treurige geval lekt uit door het rapport van een professor, die de zaak niet kan verkroppen. Groote beroering te Rijssel. Een golf van verontwaardiging uit alle windstreken van Frankrijk. De zaalknechts echter zijn leden van het arbeiderssyndicaat. Zoo onmenschelijk zij zich betoond hebben, zij vertegenwoordigen een politiek. Zoo onvergeeflijk zij zich gedroegen, men kan hen niet in den steek laten.
| |
Een ‘rapport’
De minister van Gezondheid zendt dus een lid van zijn kabinet naar Rijssel om een onderzoek te doen. Ook deze gevolmachtigde dient een rapport in.
Hij kan de feiten niet loochenen, hij kan de schuldigen niet schoonwasschen.
Het eenige, wat hij kan, is argumenten aansleepen, welke alle natuurlijke opwellingen smoren onder bijkomstige overwegingen. Het geweten moet gesust worden.
Is het zeker, dat de zieke niet overleden zou zijn, wanneer de bedienden gevolg gegeven hadden aan de bevelen van den dokter? Ware de geopereerde tòch niet bezweken? Kan men een personeel hard vallen, dat zoo zuinig gesalarieerd wordt als die betrokken zaalknechts? Zij hebben gehandeld zonder nadenken, maar zijn ze niet een beetje vergoelijkbaar? Geen woord van protest en geen zweem van afkeuring voor het monsterachtige der inborst van vier menschen, die geen kaartpartijtje willen onderbreken, die geen vijf minuten van hun schafttijd willen opofferen voor een zieke, die verkeert in doodsgevaar. Deze vijf minuten niettemin openen schrikbarende gezichtspunten over een mentaliteit van hardvochtige, verstokte, fanatieke barbaren, over de waarde eener civilisatie en eener moraal die dergelijke gedrochten kweekt.
| |
Nog onmenschelijker
Dat gebeurde te Lille, in het Noorden. Te Lyon, in het centrum, was er een jongen van acht jaar, Paul Gignoux, die voor zijn vader boodschappen ging doen in een volksbuurt. Hij verkocht biljetten eener liefdadigheidsloterij.
De kleine baas droeg nog krullen, was proper gekleed en had een fiets. Onderweg passeert hij een bende kinderen van werkloozen, voor 't meerendeel communist, die hem uitschelden en uitdagen: ‘Hé, fascist, hé meisje, kom op als je durft!’ De knaap is niet bang, stapt af, keert om en maakt front. Hij staat één tegen twaalf, de meesten ouder dan hij. Tusschen hem en den troep zijner uitdagers ligt een hoop straatkeien. De bende stormt aan op deze projectielen en begint den gehaten ‘fascist’ (wiens vader lid is der partij van colonel de La Rocque) te bekogelen. De aangevallene vlucht naar een muur. Hij tracht zich te dekken met zijn rijwiel. Het bombardement gaat door met steenen en plavuizen. Sommigen zijn zoo zwaar dat zij niet hooger kunnen raken dan de dijen, anderen treffen het hoofd. Weldra sijpelt het bloed langs de beenen en het aangezicht. Plotseling zinkt de kleine jongen ineen naast zijn fiets. De bende merkt, dat hij buiten kennis is, laat hem liggen, en verspreidt zich schreeuwend en scheldend. Even later komt de gewonde knaap bij zinnen, werkt zich overeind en hinkt bloedend naar huis. Daar valt hij opnieuw flauw en sterft na een uur doodsstrijd. Bij de autopsie van het lijkje vond de dokter in den mond een kies, die verbrijzeld was door de steeniging, De knaap was overleden aan een hersenschudding.
| |
Gevolgen van het systeem
Natuurlijk heeft de linksche pers, die geenszins geredigeerd wordt door onverlaten en harteloozen, die zelfs bij elke gelegenheid overloopt van the milk of human kindness, natuurlijk heeft deze linksche pers betwijfeld en geloochend, dat ‘politieke motieven’ aanleiding geweest zijn tot dit erbarmelijk drama. Helaas, dat ligt in hun lijn, ook al zijn de redacteuren achtenswaardige, gevoelige lieden, die geen vlieg kwaad zullen doen. De twaalf vlegels van Lyon, die een kameraadje lynchen, behooren evenals de vier zaalknechts van Lille, tot een politiek systeem. Men moet hun de hand boven 't hoofd houden, door dik en dun. Men kan hun moeilijk afvallen, na hun geleerd te hebben de vuist te ballen, te bulderen met de ouders ‘Mort aux fascistes’, alle muren, vensters en schuttingen vol te schrijven met ‘Dood Doriot’, ‘Dood de La Rocque’. Het is afschuwelijk, zooals Herriot ontroerd zei in den Lyonneeschen gemeenteraad, dat de haat der ouders overslaat in het gemoed der kinderen. Men heeft echter al 't mogelijke gedaan om 't zoover te krijgen.
Maar de eigenlijke kwestie, dunkt me, is niet het motief, dat die boefjes aanhitste, noch hun haat en zelfs niet hun daad. Vroeger speelden de kinderen roover en maréchaussée. Gisteren soldaatje. Vandaag fascist en antifascist. Misschien met wat meer verbetenheid en nijd dan bij de oude spelletjes. Doch wanneer alle ‘politieke’ kloppartijen tusschen jongens moesten eindigen met doodslag dan was Frankrijk één kerkhof.
| |
Wat erger is
Neen, iets ergers verontrust en beklemt in den kindermoord te Lyon.
Hij is bedreven bij daglicht, in 't openbaar, op straat. Volgens verschillende getuigenissen werd hij bijgewoond als een vertooning. Volwassen menschen, vrouwen en mannen, hebben lijdelijk, onverschillig toegezien (en, wie weet?, misschien met een grijns van vermaak) hoe een kleine jongen door een overmacht van rekels gesteenigd is tot hij bewusteloos neerviel. Zij hebben hem niet beschermd tegen zijn onverantwoordelijke beulen. Zij hebben hem niet eens opgeraapt. Toen hij geen teeken van leven meer gaf, draaiden zij hem den rug toe.
Laten wij oppassen voor generaliseeren. Deze ziellooze toeschouwers, afgestompt, verteerd van haat en bloeddronken, zijn niet het gansche volk. Het is waar, dat men zou kunnen antwoorden: dat ontbrak er nog maar aan! Doch stellig is deze minderheid het virulentste, het venijnigste, het beestelijkste, het handtastelijkste deel der bevolking en wie koelbloedig een kind kan zien vermoorden deinst terug voor niets. Hier bleef de haat nog smeulend en passief. Als hij ooit uitlaait kan men dingen verwachten waarbij het bloed en de branden van Spanje zullen verbleeken.
| |
Vóór de beulen!
Want zijn ‘incidenten’ als die van Lille en Lyon geen vervaarlijker aanwijzingen voor de toekomst dan teekenen aan den hemel? Was er ooit een welsprekender luchtverschijnsel dan het communiqué, dat de Bond der Rechten van den Mensch uitgaf naar aanleiding der steeniging van den kleinen Paul Gignoux? Dit doorluchtig genootschap van leeken-moralisten, deze paladijnen der Gerechtigheid, zeer machtig in den Franschen Staat, trekken partij voor de steenigers, beklagen ze als slachtoffers eener tendentieuze campagne, protesteeren tegen hun preventieve hechtenis en eischen hun onmiddellijke invrijheidsstelling. Zelfs het woord ‘preventief’ schrikt deze drogredenaren en zedemeesters niet af bij een lijkje, dat reeds begraven is.
Zoover kwam het in Frankrijk, dat door de geschiedschrijvers geroemd wordt als het eerste land van Europa waar in het duister der middeleeuwen de dageraad gloorde eener mildere en menschelijker beschaving.
[verschenen: 29 mei 1937]
|
|