De feiten
Ziehier de feiten zooals ze worden voorgesteld door den auteur die den oorlog heeft meegemaakt als radiotelegrafist.
De Zeppelins, gehandicapt wegens hun volumen, wegens het geraas hunner motoren, wegens hun relatieve langzaamheid, konden zich slechts aan de vijandelijke bedreigingen onttrekken door te vliegen op aanzienlijke hoogte, bij bewolkten hemel en in pikzwarte nachten zonder maan. Hun kapiteins bijgevolg, wier kompassen dikwijls beïnvloed werden door de metalen massa van den ballon, hadden geen enkel middel om zich te oriënteeren, uitgezonderd de radio, of beter gezegd de radiogoniometrie, methode waarmee de richting bepaald wordt der golven van een zender. Iedere Zeppelin had een zender aan boord die om de tien minuten een korte, afgesproken formule seinde, voorafgegaan door elks indicatief. Die berichten werden opgevangen door drie of vier Duitsche luister-stations, waar de radiogoniometers vervolgens de positie berekenden der luchtschepen. Als een der ballons verdwaald was, of afgeweken van zijn baan, telegrafeerde een sterke Duitsche zender hem een rectificatie en corrigeerde zijn koers.
Dit systeem, destijds nieuw, tegenwoordig universeel, was toen reeds voortreffelijk in orde en liep op rolletjes. Ja, veel te goed. Want zonder dat de Duitschers zich voldoende rekenschap gegeven hadden van dit kapitale, cardinale feit, waren ook de Franschen heele bazen geworden in de radiogoniometrie. Zij hadden zelfs voortdurend een voorsprong van minstens zes maanden genoten, niet alleen op hun geallieerden maar ook op hun vijanden. Toen de Duitschers een nieuwe en veilige methode van luchtschipbesturing in practijk meenden te brengen was het gansche Fransche front reeds voorzien van een minutieus georganiseerden radiotelegrafischen dienst, die vijftig duizend manschappen telde, centrale luisterposten bezat op elke twintig kilometer, een hoofd-kwartier en een generalen staf onder leiding van [den] vorig jaar gestorven generaal Ferrié, een specialist en organisator van den allereersten rang. Een keurkorps van radiogoniometers kon sinds verschillende maanden alle Duitsche troepenbewegingen volgen, ook de geheimste, en zonder dat de Duitschers erop verdacht waren. leder Duitsch regiment immers, elke staf en elk hoofd-kwartier had een radio-zender. Al verwisselde die zender dikwijls van indicatief en soms van golflengte, hij behield niettemin genoeg individueele karakteristieken om daaruit een physionomie op te maken, een ‘portret’ te teekenen, en een dossier aan te leggen, met behulp waarvan zulk een zender en zijn regiment op al hun reizen onder observatie konden blijven van de Fransche radiogoniometers.