Onnoodige onmin
Met dit altijd glimlachende, aromatische gilde, dat over demonische, en als 't wil diabolieke vermogens beschikt, raakte het Fransche gouvernement in ernstigen onmin. Geheel onnoodig ten overvloede. Dermate noodeloos dat men verstomd zou staan wanneer de verbazingscapaciteiten sedert een tiental maanden in Frankrijk niet merkbaar waren afgestompt.
Ten eerste werden de kappers in opschudding gebracht door een wet van 29 Januari. ‘Nu is het uw beurt om beschermd te worden door den wetgever’ zeiden de député's en zonder verdere waarschuwing, bij nacht als alle katten grauw zijn, stemden zij een tekst waarvan artikel primo luidt dat het voortaan niet alleen verboden is om een kapperswinkel op te richten, maar bovendien om hem ‘te vergrooten, te verplaatsen of te beheeren zonder machtiging van den Minister van Arbeid’.
Oprichten, dat kan er desnoods nog mee door. Maar vergrooten? Wat is dat voor een flauwe aardigheid? Een coiffeur die een bediende méér neemt, een coiffeur die er een fauteuil bijzet, een tussenschot laat afbreken, twee van die imponeerende, folterbankachtige ondulatiewerktuigen monteert in plaats van één, begaat hij vergrooting, ja of neen? Die uitbreiding zou niet mogen zonder bureaucratische mikmak? Iemand die totdusverre de heeren geschoren heeft en geknipt, zou geen dames mogen kappen zonder ministerieele vergunning? Waarom die draconische en pietepeuterige bedilzucht juist voor de coiffeurs? Waarom niet voor alle andere beroepen en ambachten? Dat kan wat moois worden als de wet pas een begin is van een serie!