Er deugt niets
Doch neen, zulk een gezichtshoek is te simpel rechtvaardig, te billijk, te normaal, om aanvaard te worden door een schamperen, bevooroordeelden geest als de genealoog Bellamy. Voor hem deugt er niets in den adel, noch in den echten, noch in den valschen. De echte heeft òf verdachte, ridicule, scabreuze, immoreele, verachtelijke oorsprongen, òf hij kocht zijn blazoen voor een hoop zilverlingen, òf hij nam de wapens op tegen het volk dat door zijn geslacht eeuwen lang was uitgebuit, òf hij vergooide zich voor een bruidsschat, aan de dochters van Amerikaansche industrie-koningen, òf hij vegeteert als een karakterlooze nietsnutter, en al de jaren dat de aristocratie heerschte over Frankrijk schonk zij 't aanschijn aan geen enkel exemplaar dat in de oogen van den auteur genoeg genade vindt om vernoemd te worden. Hij kent en ziet slechts het barokke, het burleske, het parodistische, het ergerlijke van aanspraken welke sedert eeuwen gebaseerd zijn op niets. Wat de valsche adel betreft, die overal tiert, in de financiën (behalve de Rothschilds!), in de diplomatie, in het leger, in de letterkunde, in de Raden van Beheer der Naamlooze Vennootschappen, in de Haute Banque, in de politiek en in de reactionnaire journalistiek, al deze kraaien die zich tooien met gestolen pluimen, die titels voeren van graaf, hertog, baron, markies, waarop zij niet 't minste recht hebben, die dikwijls zelfs niet bestaan, al die verkleede personages zijn in 't onschuldigst geval ijdeltuiten, in 't slimste geval falsarissen en oplichters. Tusschen opsnijder en flesschentrekker is de afstand meestal niet groot. Voor deze faciliteiten, meent Bellamy, zou de Staat die uit alles munt slaat, tenminste belasting kunnen laten betalen. Zoo democratisch werd Frankrijk nog niet met zijn zestig duizend edelen, waarvan een ruim deel promoveerde onder de Derde Republiek.
Het is bepaald jammer dat geen enkel der honderden gediskwalifeerde, met naam, toenaam en portret vernoemde familie-hoofden zich totdusverre verdedigd heeft, uitgenomen de unieke duellant, die nog gelooft aan het middeleeuwsche vuistrecht. In afwachting van de argumenten der wederpartij, die wij vermoedelijk nimmer zullen hooren, voeg ik dit extra-nummer van Le Crapouillot bij de symptomatische documenten welke naar menschelijke berekening het uiteinde, den ondergang aankondigen van een tijdvak.
[verschenen: 17 april 1937]