Napoleon en Foch
Totnutoe was 't Napoleon alleen, die hier radieerde door het lood heen der doodkist, door den steen heen van den massieven sarcophaag. Want het fluïdum van een Vauban, van een Turenne, merkwaardige figuren overigens, is verzwakt, verflauwd, en slechts waarneembaar voor kenners die historisch zijn afgestemd. De emanaties van Napoleon echter trillen onbluschbaar, ondoofbaar voort. Die van Foch zullen voorloopig even sterk vibreeren, omdat zij jong zijn en een klankbodem vinden in tallooze tijdgenooten.
Foch, maarschalk van Frankrijk, Groot-Brittannië en Polen, was een localer, een beperkter verschijnsel dan het universeele fenomeen Napoleon, doch beiden hebben dit gemeen dat wij hen nooit zullen kennen, nooit zullen omvademen, doorgronden, overzien. Beiden immers verrichtten een taak, welke ver buiten de menschelijke proporties uitreikt, bij Napoleon weliswaar onvergelijkelijk weidscher dan bij Foch. Haar niettemin volvoerd te hebben verleent hun iets bovennatuurlijks, iets demonisch, iets onkenbaars.
Nergens evenwel ontmoeten wij, alledaagsche menschen, onszelf zoo volledig, zoo bruisend, zoo actief, zoo zoemend en gonzend, als tegenover het onkenbare, tegenover het half-goddelijke en het goddelijke, het onpeilbare, waar het zich dermate duidelijk, dermate ontegenzeglijk incarneerde als bij Napoleon, en genoegzaam om er mystisch in open te bloeien als bij Foch. Wie nauwelijks voldoende van hen weet om hen op een afstand te naderen, en meer nog wie kan onderdompelen, verzinken, oplossen in hun onbegrijpelijke maar onweerlegbare natuur, zal er met een schok, met een siddering, onmiddellijk aansluiting krijgen met die raadselachtige bron van energie waar de brooze, vergankelijke mensch geloof put in het onmogelijke en in het eeuwige.