Moderne adel
Parijs, 24 Februari [1937]
Hoewel ze niet zijn doorgedrongen tot het eigenlijke Hollandsche folklore bewaart gij in het archief uwer herinnering vermoedelijk de verhalen over Le Seigneur, den Kasteelheer, drinkeboer, veelvraat, vechtersbaas, vrouwenbeul, en eigenaar van onmetelijke landgoederen bebouwd door heele of halve lijfeigenen, behuisd in krotten, slovend van den vroegen morgen tot den laten avond, van wier zwoegen de meester geregeld het leeuwenaandeel inpalmde, en verbraste, dat spreekt van zelf. Volgens de legende galoppeerde de adellijke potentaat, als hij een hert, everzwijn of gewone haas achternazat, met zijn heele familie van paarden, honden, vrienden en lakeien zonder eenige gewetenswroeging door het rijpende graan, dat de landman geknakt mocht oprapen en ook nog dankje zeggen wanneer zijn dochter niet verkracht noch zijn hut in brand gestoken was.
Zoo is de globale en courante voorstelling welke de Fransche boer zich maakt van een Seigneur, den grootgrondbezitter uit het verleden. Of de zeden in werkelijkheid zoo scheef waren is de vraag. Wij kennen de toedracht slechts door middel van een propagandistische, partijdige, tamelijk suspecte en overvloedige literatuur. Waarschijnlijk is er een aardige dosis fantasie en overdrijving bij. Voelde de feudale landbouwer zich bijster ongelukkig? De muziek, welke uit die eeuwen is overgewaaid, bewijst eer het tegendeel. Maar gelukkig of rampzalig, de boer heeft in 1789, aan het eind der meest zorgelooze, onbewolkte periode welke het menschdom beleefde, revolutie gemaakt om eigenaar te worden van een perceel grond. Hetzelfde gepassionneerde verlangen om een stukje land het zijne te noemen dreef ook den Russischen boer in 1917 naar de omwenteling. Een paar jaar geleden den Spaanschen boer. Over een poosje misschien den Oost-Pruisischen en den Poolschen boer.